Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. slof:
  2. sloffen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slof (Nederlands) in het Duits

slof:

slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de slof (huisschoen; pantoffel; muil)
    der Pantoffel; die Schlapfen; der Hausschuh

Vertaal Matrix voor slof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hausschuh huisschoen; muil; pantoffel; slof
Pantoffel huisschoen; muil; pantoffel; slof
Schlapfen huisschoen; muil; pantoffel; slof

Verwante woorden van "slof":


Verwante definities voor "slof":

  1. pak met pakjes sigaretten1
    • ze rookt wel een slof sigaretten per week1
  2. pantoffel zonder hiel1
    • als hij thuiskomt doet hij zijn sloffen aan1

Wiktionary: slof


Cross Translation:
FromToVia
slof Büchse; Schachtel; Kassette coffret — Petit coffre.
slof Korb corbeille — Translations
slof Korb panierobjet portatif creux servir à contenir et transporter des provisions, des marchandises ou des animaux (à l’origine]], en vannerie).

slof vorm van sloffen:

sloffen werkwoord (slof, sloft, slofte, sloften, gesloft)

  1. sloffen (schuifelen)
    schlurfen; ganz gemütlich herumgehen

Conjugations for sloffen:

o.t.t.
  1. slof
  2. sloft
  3. sloft
  4. sloffen
  5. sloffen
  6. sloffen
o.v.t.
  1. slofte
  2. slofte
  3. slofte
  4. sloften
  5. sloften
  6. sloften
v.t.t.
  1. heb gesloft
  2. hebt gesloft
  3. heeft gesloft
  4. hebben gesloft
  5. hebben gesloft
  6. hebben gesloft
v.v.t.
  1. had gesloft
  2. had gesloft
  3. had gesloft
  4. hadden gesloft
  5. hadden gesloft
  6. hadden gesloft
o.t.t.t.
  1. zal sloffen
  2. zult sloffen
  3. zal sloffen
  4. zullen sloffen
  5. zullen sloffen
  6. zullen sloffen
o.v.t.t.
  1. zou sloffen
  2. zou sloffen
  3. zou sloffen
  4. zouden sloffen
  5. zouden sloffen
  6. zouden sloffen
en verder
  1. ben gesloft
  2. bent gesloft
  3. is gesloft
  4. zijn gesloft
  5. zijn gesloft
  6. zijn gesloft
diversen
  1. slof!
  2. sloft!
  3. gesloft
  4. sloffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sloffen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de sloffen (pantoffels)
    die Pantoffeln; die Schlappen

Vertaal Matrix voor sloffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Pantoffeln pantoffels; sloffen
Schlappen pantoffels; sloffen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ganz gemütlich herumgehen schuifelen; sloffen
schlurfen schuifelen; sloffen

Verwante woorden van "sloffen":


Wiktionary: sloffen


Cross Translation:
FromToVia
sloffen schleppen; trotten; stapfen trudge — to walk wearily with heavy, slow steps

Verwante vertalingen van slof