Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gemeenschappelijkheid:
  2. gemeenschappelijk:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gemeenschappelijkheid (Nederlands) in het Engels

gemeenschappelijkheid:

gemeenschappelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gemeenschappelijkheid (overeenkomst)
    the communality; the community

Vertaal Matrix voor gemeenschappelijkheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
communality gemeenschappelijkheid; overeenkomst
community gemeenschappelijkheid; overeenkomst burgers; commune; community; gemeenschap; gemeente; leefeenheid; leefgemeenschap; maatschappij; samenleving; wooneenheid; woongemeenschap; woongroep

Verwante woorden van "gemeenschappelijkheid":


gemeenschappelijk:

gemeenschappelijk bijvoeglijk naamwoord

  1. gemeenschappelijk (meer personen betreffend; algemeen)
    common; communal; joint
  2. gemeenschappelijk (een groep toebehorend; communaal)
    communal
  3. gemeenschappelijk (tezamen; gezamenlijk; met zijn allen)
    shared; combined; jointly; altogether; together; with one another; with each other; in all

Vertaal Matrix voor gemeenschappelijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altogether bloot; in zijn blootje
common algemene; park; stadspark
joint draai; geleding; gelid; gewricht; gewrichtsknobbel; kink; knoop; kronkel; las; lasnaad; lus; lusvormige kromming; rij manschappen; stickie; verbinding van beenderen; verbinding van lichaamsdelen; welnaad
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
combined gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen aaneen; bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; ineen; met z'n beiden; samen; tezamen
common algemeen; gemeenschappelijk; meer personen betreffend alledaags; alledaagse; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair
communal algemeen; communaal; een groep toebehorend; gemeenschappelijk; meer personen betreffend communaal; gemeentelijk
joint algemeen; gemeenschappelijk; meer personen betreffend aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
shared gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen gedeeld; meegevoeld; verdeeld
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altogether gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen aaneen; bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; met z'n beiden; saam; samen; tezamen
in all gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen bij elkaar; bijeen; in elkaar; samen; tezamen
jointly gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen gezamenlijk; in samenwerking met; met z'n beiden; samen; tezamen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
together gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; met z'n beiden; saam; samen; tezamen
with each other gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen
with one another gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen

Verwante woorden van "gemeenschappelijk":


Antoniemen van "gemeenschappelijk":


Verwante definities voor "gemeenschappelijk":

  1. van meer mensen, gezamenlijk1
    • deze huizen hebben een gemeenschappelijke tuin1

Wiktionary: gemeenschappelijk

gemeenschappelijk
adjective
  1. gerelateerd aan meer dan een entiteit

Cross Translation:
FromToVia
gemeenschappelijk common; joint; communal; concerted; generic; mutual; single commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.