Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. reet:
  2. rijten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor reet (Nederlands) in het Frans

reet:

reet [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de reet (inkeping; kloof; uitsparing; )
    la crevasse; l'encoche
    • crevasse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encoche [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor reet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crevasse barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing barst; bergkloof; bergkloven; bergspleet; breuk; gleuf; kier; kloof; kloven; krak; opening; rotskloof; rotsspleet; scheur; sleuf; spleet; spleten; tussenruimte; uitsparing
encoche barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; snede; snee; soort vink

Verwante woorden van "reet":

  • reten

Wiktionary: reet

reet
noun
  1. anatomie|fr orifice du rectum par lequel se terminer l’intestin.
  2. (vulgaire) anus.

Cross Translation:
FromToVia
reet cul ass — buttocks
reet trou du cul asshole — anus
reet cul bum — informal: buttocks or anus
reet trou du cul Arschlochvulgär: After

reet vorm van rijten:

rijten werkwoord (rijt, reet, reten, gereten)

  1. rijten (openscheuren; losscheuren; openrijten)
    déchirer; fendre; fêler
    • déchirer werkwoord (déchire, déchires, déchirons, déchirez, )
    • fendre werkwoord (fends, fend, fendons, fendez, )
    • fêler werkwoord (fêle, fêles, fêlons, fêlez, )

Conjugations for rijten:

o.t.t.
  1. rijt
  2. rijt
  3. rijt
  4. rijten
  5. rijten
  6. rijten
o.v.t.
  1. reet
  2. reet
  3. reet
  4. reten
  5. reten
  6. reten
v.t.t.
  1. heb gereten
  2. hebt gereten
  3. heeft gereten
  4. hebben gereten
  5. hebben gereten
  6. hebben gereten
v.v.t.
  1. had gereten
  2. had gereten
  3. had gereten
  4. hadden gereten
  5. hadden gereten
  6. hadden gereten
o.t.t.t.
  1. zal rijten
  2. zult rijten
  3. zal rijten
  4. zullen rijten
  5. zullen rijten
  6. zullen rijten
o.v.t.t.
  1. zou rijten
  2. zou rijten
  3. zou rijten
  4. zouden rijten
  5. zouden rijten
  6. zouden rijten
en verder
  1. is gereten
  2. zijn gereten
diversen
  1. rijt!
  2. rijt!
  3. gereten
  4. rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fendre afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déchirer losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; afbreken; afrukken; afscheuren; breken; ergens uitscheuren; inscheuren; kapot scheuren; kapottrekken; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omverhalen; scheuren; slopen; stuk scheuren; stuktrekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren
fendre losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; barsten; delen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorsnijden; in tweeën houwen; inscheuren; klieven; kloven; kunnen stikken; ontploffen; opdelen; opsplitsen; ploffen; scheuren; splijten; splitsen; springen; uit elkaar rukken; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uit elkaar trekken; uiteensplijten; uiteentrekken; verscheuren
fêler losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; een krakend geluid maken; inscheuren; kraken; scheuren; verscheuren

Wiktionary: rijten

rijten
verb
  1. met een scheurende beweging uit elkaar trekken
rijten
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens