Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vrolijkheid in het Nederlands

vrolijkheid:

vrolijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vrolijkheid
    de vrolijkheid; de blijmoedigheid; de blijheid; de opgewektheid
  2. de vrolijkheid
    de vrolijkheid; hupsheid; de lustigheid; de uitgelatenheid
  3. de vrolijkheid
    de drukte; de vrolijkheid; de levendigheid; de opgewektheid

Verwante woorden van "vrolijkheid":


vrolijkheid vorm van vrolijk:

vrolijk bijvoeglijk naamwoord

  1. vrolijk
    blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig
  2. vrolijk
    vrolijk; blij; opgewekt; blijmoedig; opgetogen; blijgestemd
  3. vrolijk
    vrolijk; levendig; levenslustig; opgewekt; monter; blij; dartel; blijmoedig; tierig; opgetogen
  4. vrolijk
    vrolijk
  5. vrolijk
    – in een goede stemming 1
    blij; vrolijk
    – in een goede stemming 1
    • blij bijvoeglijk naamwoord
      • ik ben blij, want de zon schijnt1
    • vrolijk bijvoeglijk naamwoord
      • mijn moeder is altijd vrolijk1

Verwante woorden van "vrolijk":

  • vrolijkheid, vrolijker, vrolijkere, vrolijkst, vrolijkste, vrolijke

Alternatieve synoniemen voor "vrolijk":


Antoniemen van "vrolijk":


Verwante definities voor "vrolijk":

  1. in een goede stemming1
    • mijn moeder is altijd vrolijk1

Verwante synoniemen voor vrolijkheid