Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Schnabel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schnabel (Duits) in het Spaans

Schnabel:

Schnabel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schnabel (Tülle; Schnauze)
    el pico
    • pico [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schnabel (Schnauze; Mund; Klappe; Fresse)
    la mandíbulas; la boca; el pico; la bocaza
    • mandíbulas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • boca [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pico [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bocaza [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Schnabel (Ausgießer; Schnäbel)
    la boquillas

Vertaal Matrix voor Schnabel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boca Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Mund; Mündung; Schwätzer; Unverschämt sein; Zufluß
bocaza Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Klatschbase; Mund; Quasselstrippe; Quasseltante; Schwätzer; Unverschämt sein
boquillas Ausgießer; Schnabel; Schnäbel Ausgießer
mandíbulas Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze
pico Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze; Tülle Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Höchsterreichbare; Mund; Schnäbel; Schwätzer; Spitze; Unverschämt sein; Zentrumspitze

Wiktionary: Schnabel

Schnabel
noun
  1. Zoologie: das Mundwerkzeug bestimmter Tiere

Cross Translation:
FromToVia
Schnabel pico beak — structure projecting from a bird's face
Schnabel pico bill — bird's beak
Schnabel pico snavel — een bek van een vogel
Schnabel pico bek — snavel van vogels