Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal bringt

Vertaal bringt van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bringen:
  2. wegbringen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bringt (Duits) in het Frans

bringen:

bringen werkwoord (bringe, bringst, bringt, brachte, brachtet, gebracht)

  1. bringen (mitbringen; mitnehmen; einbringen; herbeibringen)
    apporter
    • apporter werkwoord (apporte, apportes, apportons, apportez, )
  2. bringen (ins Haus schicken; besorgen; zustellen; rundbringen)
    fournir; apporter; livrer; porter à domicile; distribuer à domicile; distribuer; livrer à domicile
    • fournir werkwoord (fournis, fournit, fournissons, fournissez, )
    • apporter werkwoord (apporte, apportes, apportons, apportez, )
    • livrer werkwoord (livre, livres, livrons, livrez, )
    • porter à domicile werkwoord
    • distribuer werkwoord (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )
    • livrer à domicile werkwoord
  3. bringen (ins Haus liefern; bestellen; zustellen; )
    porter à domicile; distribuer à domicile; livrer à domicile

Conjugations for bringen:

Präsens
  1. bringe
  2. bringst
  3. bringt
  4. bringen
  5. bringt
  6. bringen
Imperfekt
  1. brachte
  2. brachtest
  3. brachte
  4. brachten
  5. brachtet
  6. brachten
Perfekt
  1. habe gebracht
  2. hast gebracht
  3. hat gebracht
  4. haben gebracht
  5. habt gebracht
  6. haben gebracht
1. Konjunktiv [1]
  1. bringe
  2. bringest
  3. bringe
  4. bringen
  5. bringet
  6. bringen
2. Konjunktiv
  1. brächte
  2. brächtest
  3. brächte
  4. brächten
  5. brächtet
  6. brächten
Futur 1
  1. werde bringen
  2. wirst bringen
  3. wird bringen
  4. werden bringen
  5. werdet bringen
  6. werden bringen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bringen
  2. würdest bringen
  3. würde bringen
  4. würden bringen
  5. würdet bringen
  6. würden bringen
Diverses
  1. bring!
  2. bringt!
  3. bringen Sie!
  5. gebracht
  6. bringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bringen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apporter besorgen; bringen; einbringen; herbeibringen; ins Haus schicken; mitbringen; mitnehmen; rundbringen; zustellen abgeben; abliefern; aufarbeiten; aufbringen; ausliefern; beitragen; besorgen; bestellen; bringen nach; einbringen; herauftragen; hinaufbringen; hinaufführen; hinauftragen; liefern; verbesseren; zustellen
distribuer besorgen; bringen; ins Haus schicken; rundbringen; zustellen ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; austragen; bereitstellen; besorgen; bewilligen; distribuieren; einbringen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gutheißen; gönnen; herbeibringen; herbeischaffen; hergeben; herreichen; herumreichen; herumschicken; holen; ins Haus liefern; liefern; reichen; schaffen; senden; teilen; verabreichen; verbreiten; vergönnen; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuerkennen; zustellen; zuteilen; überreichen
distribuer à domicile abgeben; abliefern; besorgen; bestellen; bringen; ins Haus liefern; ins Haus schicken; liefern; rundbringen; senden; zustellen anfordern; austragen; bestellen; insHausliefern; liefern; senden; zustellen
fournir besorgen; bringen; ins Haus schicken; rundbringen; zustellen abgeben; abliefern; abschicken; anrichten; auftischen; auftragen; ausgeben; aushändigen; ausliefern; ausschütten; ausstellen; austeilen; austragen; bedienen; bereitstellen; besorgen; bestellen; bewilligen; dienen; distribuieren; einbringen; einzahlen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gutheißen; gönnen; herbeibringen; herbeischaffen; hergeben; herreichen; holen; ins Haus liefern; liefern; reichen; schaffen; senden; servieren; verabreichen; vergönnen; vermitteln; verschaffen; verschicken; verteilen; zuerkennen; zur Verfügung stellen; zustellen; überreichen
livrer besorgen; bringen; ins Haus schicken; rundbringen; zustellen abgeben; abliefern; abschicken; abwerfen; ausliefern; austragen; besorgen; bestellen; bewilligen; darreichen; einbringen; eintragen; entgegenbringen; ergeben; erlauben; geben; genehmigen; gewinnen; gewähren; gutheißen; gönnen; hergeben; herreichen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; ins Haus liefern; liefern; reichen; senden; vergönnen; verschicken; zuerkennen; zuführen; zustellen
livrer à domicile abgeben; abliefern; besorgen; bestellen; bringen; ins Haus liefern; ins Haus schicken; liefern; rundbringen; senden; zustellen abgeben; abliefern; ausliefern; besorgen; bestellen; liefern; zustellen
porter à domicile abgeben; abliefern; besorgen; bestellen; bringen; ins Haus liefern; ins Haus schicken; liefern; rundbringen; senden; zustellen abgeben; abliefern; ausliefern; besorgen; bestellen; liefern; zustellen

Synoniemen voor "bringen":


Wiktionary: bringen

bringen bringen
verb
  1. mener d’un lieu à un autre.
  2. porter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
  3. Transporter une chose ou une personne d’un lieu haut pour la mettre plus bas.
  4. Faire apparaître
  5. Accompagner quelqu’un sur le chemin qu’il prend pour retourner d’où il vient.
Cross Translation:
FromToVia
• bringen → apporter; amener ↔ bring — to transport toward somebody/somewhere
• bringen → mettre en orbite ↔ orbit — place an object into an orbit

wegbringen:

wegbringen werkwoord (bringe weg, bringst, bringt, brachte weg, brachtet weg, weggebracht)

  1. wegbringen (begleiten; mitgehen; geleiten)
    emmener; accompagner; reconduire; conduire; mener; escorter
    • emmener werkwoord (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, )
    • accompagner werkwoord (accompagne, accompagnes, accompagnons, accompagnez, )
    • reconduire werkwoord (reconduis, reconduit, reconduisons, reconduisez, )
    • conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, )
    • escorter werkwoord (escorte, escortes, escortons, escortez, )
  2. wegbringen (wegtragen; abführen; abtragen; )
    emmener; emporter; déporter; porter; remporter
    • emmener werkwoord (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, )
    • emporter werkwoord (emporte, emportes, emportons, emportez, )
    • déporter werkwoord (déporte, déportes, déportons, déportez, )
    • porter werkwoord (porte, portes, portons, portez, )
    • remporter werkwoord (remporte, remportes, remportons, remportez, )

Conjugations for wegbringen:

Präsens
  1. bringe weg
  2. bringst
  3. bringt
  4. bringen weg
  5. bringt weg
  6. bringen weg
Imperfekt
  1. brachte weg
  2. brachtest weg
  3. brachte weg
  4. brachten weg
  5. brachtet weg
  6. brachten weg
Perfekt
  1. habe weggebracht
  2. hast weggebracht
  3. hat weggebracht
  4. haben weggebracht
  5. habt weggebracht
  6. haben weggebracht
1. Konjunktiv [1]
  1. bringe weg
  2. bringest weg
  3. bringe weg
  4. bringen weg
  5. bringet weg
  6. bringen weg
2. Konjunktiv
  1. brächte weg
  2. brächtest weg
  3. brächte weg
  4. brächten weg
  5. brächtet weg
  6. brächten weg
Futur 1
  1. werde wegbringen
  2. wirst wegbringen
  3. wird wegbringen
  4. werden wegbringen
  5. werdet wegbringen
  6. werden wegbringen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegbringen
  2. würdest wegbringen
  3. würde wegbringen
  4. würden wegbringen
  5. würdet wegbringen
  6. würden wegbringen
Diverses
  1. bring weg!
  2. bringt weg!
  3. bringen Sie weg!
  5. weggebracht
  6. wegbringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wegbringen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accompagner begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen begleiten; führen; geleiten; herumführen; mitfahren; mitgehen
conduire begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen anführen; begleiten; dirigieren; fahren; führen; geleiten; herumführen; leiten; lenken; mitgehen; steuern
déporter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen ausscheiden; ausstoßen; ausweisen; deportieren; zwangsverschicken
emmener abführen; abtragen; begleiten; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; geleiten; mitgehen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen wegführen; wegleiten
emporter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen abnehmen; abräumen; aufholen; ausheben; ausleeren; ausräumen; entfernen; entleeren; entnehmen; fortnehmen; herausnehmen; leeren; mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; schleppen; wegholen; wegnehmen
escorter begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen begleiten; führen; geleiten; herumführen; mitgehen
mener begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen anführen; anordnen; befehlen; begleiten; dirigieren; führen; gebieten; geleiten; herumführen; kommandieren; leiten; lenken; mitgehen; steuern; verordnen; vorangehen; vorausgehen; vorhergehen
porter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen abschicken; an haben; anstiften; antun; auslösen; beistehen; bewirken; darreichen; hervorbringen; herüberreichen; hinauftragen; hinhalten; hinüberreichen; portieren; reichen; schleppen; schwer zu trägen sein; senden; stützen; tragen; unterstützen; verschicken; verursachen; wuchten; zubringen; zufügen
reconduire begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen
remporter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen aufschnappen; bekommen; einholen; erfassen; ergreifen; erwerben; erzielen; fassen; gewinnen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen

Synoniemen voor "wegbringen":


Wiktionary: wegbringen

wegbringen
verb
  1. tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0735 seconde
Page rendered in 1.0 seconds