Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kundgeben:


Duits

Uitgebreide vertaling voor kundgeben (Duits) in het Zweeds

kundgeben:

kundgeben werkwoord (gebee kund, gebest kund, gebet kund, gebete kund, gebetet kund, kundgegeben)

  1. kundgeben (ansagen; anschreiben)
    tillkännage
    • tillkännage werkwoord (tillkännager, tillkännagde, tillkännaget)
  2. kundgeben (öffnen; offenbaren; vorführen; )
    medge; tillstå
    • medge werkwoord (medger, medge, medgivit)
    • tillstå werkwoord (tillstår, tillstod, tillstått)
  3. kundgeben (etwas ankündigen; melden; annoncieren; ansagen; ankündigen)
    anmäla; avisera; förkunna; kungöra
    • anmäla werkwoord (anmälar, anmälade, anmälat)
    • avisera werkwoord (aviserar, aviserade, aviserat)
    • förkunna werkwoord (förkunnar, förkunnade, förkunnat)
    • kungöra werkwoord (kungörar, kungjorde, kungjort)
  4. kundgeben (annoncieren; melden; ansagen; ankündigen)
    kungöra
    • kungöra werkwoord (kungörar, kungjorde, kungjort)

Conjugations for kundgeben:

Präsens
  1. gebee kund
  2. gebest kund
  3. gebet kund
  4. gebeen kund
  5. gebet kund
  6. gebeen kund
Imperfekt
  1. gebete kund
  2. gebetest kund
  3. gebete kund
  4. gebeten kund
  5. gebetet kund
  6. gebeten kund
Perfekt
  1. habe kundgegeben
  2. hast kundgegeben
  3. hat kundgegeben
  4. haben kundgegeben
  5. habt kundgegeben
  6. haben kundgegeben
1. Konjunktiv [1]
  1. gebee kund
  2. gebeest kund
  3. gebee kund
  4. gebeen kund
  5. gebeet kund
  6. gebeen kund
2. Konjunktiv
  1. gebete kund
  2. gebetest kund
  3. gebete kund
  4. gebeten kund
  5. gebetet kund
  6. gebeten kund
Futur 1
  1. werde kundgeben
  2. wirst kundgeben
  3. wird kundgeben
  4. werden kundgeben
  5. werdet kundgeben
  6. werden kundgeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kundgeben
  2. würdest kundgeben
  3. würde kundgeben
  4. würden kundgeben
  5. würdet kundgeben
  6. würden kundgeben
Diverses
  1. gebe kund!
  2. gebet kund!
  3. gebeen Sie kund!
  4. kundgegeben
  5. kundgebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kundgeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anmäla Angeben; Klatschen; Zutragen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anmäla ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden anheuern; anmelden; anmustern; anzeigen; einschreiben
avisera ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden benachrichtigen
förkunna ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden annoncieren; ausrufen; bekanntmachen; einleiten; einläuten; inserieren; proklamieren; verkünden; verkündigen; verlesen
kungöra ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden anordnen; beauftragen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; dekretieren; diktieren; kommandieren; verordnen; vorschreiben
medge entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen abfangen; ainnehmen; annehmen; bewilligen; erlauben; genehmigen; gestatten; gewähren; hineinlassen; nachgeben; nachsagen; zuerkennen; zugestehen; zulassen
tillkännage ansagen; anschreiben; kundgeben anmelden; annoncieren; anordnen; anzeigen; aufklären; aufmerksam machen; befehlen; bekanntmachen; benachrichtigen; bestimmen; deklamieren; diktieren; hinweisen; informieren; inserieren; verkünden; verordnen; vorschreiben
tillstå entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen gestehen; jemanden zulassen; zugeben; zugestehen; zulassen

Synoniemen voor "kundgeben":