Duits

Uitgebreide vertaling voor vermurksen (Duits) in het Zweeds

vermurksen:

vermurksen werkwoord (vermurkse, vermurkst, vermurkste, vermurkstet, vermurkst)

  1. vermurksen (vertun; verschwenden; verderben; )
    slösa; förbruka; låta förfaras; misshushålla; ödsla
    • slösa werkwoord (slösar, slösade, slösat)
    • förbruka werkwoord (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • låta förfaras werkwoord (låter förfaras, låt förfaras, låtit förfaras)
    • misshushålla werkwoord (misshushåller, misshushöll, misshushållit)
    • ödsla werkwoord (ödslar, ödslade, ödslat)
  2. vermurksen (vergällen; verderben; verpfuschen; vermasseln; verhunzen)
    skämma bort; förstöra; fördärva; spoliera
    • skämma bort werkwoord (skämmer bort, skämde bort, skämt bort)
    • förstöra werkwoord (förstör, förstörde, förstört)
    • fördärva werkwoord (fördärvar, fördärvade, fördärvat)
    • spoliera werkwoord (spolierar, spolierade, spolierat)

Conjugations for vermurksen:

Präsens
  1. vermurkse
  2. vermurkst
  3. vermurkst
  4. vermurksen
  5. vermurkst
  6. vermurksen
Imperfekt
  1. vermurkste
  2. vermurkstest
  3. vermurkste
  4. vermurksten
  5. vermurkstet
  6. vermurksten
Perfekt
  1. habe vermurkst
  2. hast vermurkst
  3. hat vermurkst
  4. haben vermurkst
  5. habt vermurkst
  6. haben vermurkst
1. Konjunktiv [1]
  1. vermurkse
  2. vermurksest
  3. vermurkse
  4. vermurksen
  5. vermurkset
  6. vermurksen
2. Konjunktiv
  1. vermurksete
  2. vermurksetest
  3. vermurksete
  4. vermurkseten
  5. vermurksetet
  6. vermurkseten
Futur 1
  1. werde vermurksen
  2. wirst vermurksen
  3. wird vermurksen
  4. werden vermurksen
  5. werdet vermurksen
  6. werden vermurksen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vermurksen
  2. würdest vermurksen
  3. würde vermurksen
  4. würden vermurksen
  5. würdet vermurksen
  6. würden vermurksen
Diverses
  1. vermurks!
  2. vermurkst!
  3. vermurksen Sie!
  4. vermurkst
  5. vermurksend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vermurksen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förstöra Abbruch; Abreißen; Abriß; Demontage; Verschrottung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbruka verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun abnutzen; aufbrauchen; aufessen; auffressen; aufzehren; bunkeren; essen; füttern; gebrauchen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; konsumieren; laben; schlucken; speisen; stopfen; verbrauchen; verschleißen; verspeisen; verwerten; verzehren; zu Abend essen
fördärva verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen etwas beschädigen
förstöra verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausmerzen; ausradieren; ausrotten; ausschalten; beeinträchtigen; beschädigen; demolieren; den Hals umdrehen; durchprügeln; einstampfen; entkräften; entzweireißen; erledigen; etwas beschädigen; fertigmachen; ganz kaputt und auseinander holen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; vergiften; vergällen; verheeren; verleiden; vernichten; verpesten; verprügeln; verschrotten; verseuchen; vertilgen; verwüsten; wegreißen; widerlegen; zehren; zerbrechen; zerlegen; zerschlagen; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten; zusammenschlagen
låta förfaras verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
misshushålla verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
skämma bort verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen verwöhnen
slösa verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
spoliera verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen
ödsla verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verprassen; verschwenden
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
förstöra sprengen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fördärva faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet

Synoniemen voor "vermurksen":