Engels

Uitgebreide synoniemen voor autonomy in het Engels

autonomy:

autonomy [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the autonomy
    the autonomy
    • autonomy [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the autonomy
    – immunity from arbitrary exercise of authority: political independence 1
    the autonomy; the liberty
    – immunity from arbitrary exercise of authority: political independence 1
    • autonomy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • liberty [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the autonomy
    – personal independence 1
    the autonomy; the self-sufficiency; the self-reliance; the self-direction
    – personal independence 1

Alternatieve synoniemen voor "autonomy":


Verwante definities voor "autonomy":

  1. immunity from arbitrary exercise of authority: political independence1
  2. personal independence1