Overzicht


Engels

Uitgebreide synoniemen voor boo in het Engels

boo:

boo bijvoeglijk naamwoord

  1. boo
    boo
    • boo bijvoeglijk naamwoord

boo werkwoord

  1. boo
    boo; to roar; to howl
    • boo werkwoord
    • roar werkwoord (roars, roared, roaring)
    • howl werkwoord (howls, howled, howling)
  2. boo
    – show displeasure, as after a performance or speech 1
    boo; to hiss
    – show displeasure, as after a performance or speech 1
    • boo werkwoord
    • hiss werkwoord (hisses, hissed, hissing)

boo [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the boo
    – a cry or noise made to express displeasure or contempt 1
    the raspberry; the boo; the bird; the snort; the hoot; the hiss; the Bronx cheer; the razz; the razzing
    – a cry or noise made to express displeasure or contempt 1
    • raspberry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boo [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bird [the ~] zelfstandig naamwoord
    • snort [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hoot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hiss [the ~] zelfstandig naamwoord
    • Bronx cheer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • razz [the ~] zelfstandig naamwoord
    • razzing [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "boo":


Alternatieve synoniemen voor "boo":


Antoniemen van "boo":


Verwante definities voor "boo":

  1. a cry or noise made to express displeasure or contempt1
  2. show displeasure, as after a performance or speech1