Engels

Uitgebreide synoniemen voor savings in het Engels

savings:

savings [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the savings
    the savings
    • savings [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the savings
    – a fund of money put by as a reserve 1
    the savings; the nest egg
    – a fund of money put by as a reserve 1
    • savings [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nest egg [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "savings":


Alternatieve synoniemen voor "savings":


Verwante definities voor "savings":

  1. a fund of money put by as a reserve1

savings vorm van saving:

saving [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the saving
    the cut down expenses; the reduction; the saving; the retrenchment; the diminution; the finance management; the decrease; the curtailment; the economy; the shortening; the slackening; the foreshortening; the recess; the dwindling; the salary cut; the market; the cut
  2. the saving
    the gap; the cavity; the interstice; the cut-away; the opening; the hole; the crevice; the gash; the fissure; the cleft; the cranny; the saving
    • gap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cavity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • interstice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cut-away [the ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hole [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crevice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cleft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cranny [the ~] zelfstandig naamwoord
    • saving [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the saving
    the storing; the saving
    • storing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • saving [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the saving
    – recovery or preservation from loss or danger 1
    the delivery; the rescue; the saving; the deliverance
    – recovery or preservation from loss or danger 1
    • delivery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rescue [the ~] zelfstandig naamwoord
    • saving [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a surgeon's job is the saving of lives1
    • deliverance [the ~] zelfstandig naamwoord
      • work is the deliverance of mankind1
  5. the saving
    – an act of economizing; reduction in cost 1
    the economy; the saving
    – an act of economizing; reduction in cost 1
    • economy [the ~] zelfstandig naamwoord
      • it was a small economy to walk to work every day1
    • saving [the ~] zelfstandig naamwoord
      • there was a saving of 50 cents1
  6. the saving
    – the activity of protecting something from loss or danger 1
    the preservation; the saving
    – the activity of protecting something from loss or danger 1

saving

  1. saving

saving bijvoeglijk naamwoord

  1. saving
    – bringing about salvation or redemption from sin 1
    saving; redeeming; redemptive
    – bringing about salvation or redemption from sin 1
    • saving bijvoeglijk naamwoord
      • saving faith1
    • redeeming bijvoeglijk naamwoord
      • redemptive (or redeeming) love1
    • redemptive bijvoeglijk naamwoord
      • redemptive (or redeeming) love1
  2. saving
    – characterized by thriftiness 1
    saving
    – characterized by thriftiness 1
    • saving bijvoeglijk naamwoord
      • wealthy by inheritance but saving by constitution1

Verwante woorden van "saving":


Alternatieve synoniemen voor "saving":


Verwante definities voor "saving":

  1. bringing about salvation or redemption from sin1
    • saving faith1
  2. characterized by thriftiness1
    • wealthy by inheritance but saving by constitution1
  3. recovery or preservation from loss or danger1
    • a surgeon's job is the saving of lives1
  4. an act of economizing; reduction in cost1
    • there was a saving of 50 cents1
  5. the activity of protecting something from loss or danger1

Verwante synoniemen voor savings