Engels
Uitgebreide vertaling voor laced (Engels) in het Nederlands
laced:
-
laced (continuous; constant; all the time; continual; persistent; repeated; unremitting; all along; everlasting; permanent; uninterrupted; lasting; restless; unbroken; connected; unceasing; undisturbed; untiring)
voortdurend; ononderbroken; continue; de hele tijd; onophoudelijk; steeds; almaar; gedurig; telkens; aldoor-
voortdurend bijvoeglijk naamwoord
-
ononderbroken bijvoeglijk naamwoord
-
continue bijvoeglijk naamwoord
-
de hele tijd bijvoeglijk naamwoord
-
onophoudelijk bijvoeglijk naamwoord
-
steeds bijvoeglijk naamwoord
-
almaar bijwoord
-
gedurig bijvoeglijk naamwoord
-
telkens bijwoord
-
aldoor bijwoord
-
Vertaal Matrix voor laced:
Verwante woorden van "laced":
Synoniemen voor "laced":
Antoniemen van "laced":
Verwante definities voor "laced":
lace:
-
the lace (lacework; lace cloth; lace-making)
-
the lace (fringe; border; rim; tress; ribbon; trimming; braid)
Conjugations for lace:
present
- lace
- lace
- laces
- lace
- lace
- lace
simple past
- laced
- laced
- laced
- laced
- laced
- laced
present perfect
- have laced
- have laced
- has laced
- have laced
- have laced
- have laced
past continuous
- was lacing
- were lacing
- was lacing
- were lacing
- were lacing
- were lacing
future
- shall lace
- will lace
- will lace
- shall lace
- will lace
- will lace
continuous present
- am lacing
- are lacing
- is lacing
- are lacing
- are lacing
- are lacing
subjunctive
- be laced
- be laced
- be laced
- be laced
- be laced
- be laced
diverse
- lace!
- let's lace!
- laced
- lacing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor lace:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dichtsnoeren | buckle on | |
galon | border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming | border; fringe; trim; trimming |
kant | lace; lace cloth; lace-making; lacework | edge; side |
kanten | borders; edges; margins | |
kantkloswerk | lace; lace cloth; lace-making; lacework | |
kantwerk | lace; lace cloth; lace-making; lacework | |
omzoming | border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming | border; fringe; trim; trimming |
tres | border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming | |
- | lacing | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dichtrijgen | cant; lace; string; tack up; tie | |
dichtsnoeren | cant; lace; string; tack up; tie | buckle; strap |
rijgen | cant; lace; string; tack up; tie | change tack; tack |
- | braid; enlace; entwine; fortify; interlace; intertwine; lace up; plait; spike; twine | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kanten | lace; of lace | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | lace up |