Irons in het Zweeds vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

irons:
- handklovar; handbojor; handfängsel
iron:
- stryka; pressa; hårdna; härda
- stål; järn
- järnhård; järnhårt
Wiktionary:
- iron → stryka
- iron → järn-
- iron → strykjärn, järn
- iron → järn, strykjärn, strykning, stryka, järn-, av järn

Engels

Uitgebreide vertaling voor irons (Engels) in het Zweeds

irons:

irons [the ~] zelfstandig naamwoord

the irons (handcuffs; manacles; fetter)
handklovar; handbojor
- handklovar zelfstandig naamwoord
- handbojor zelfstandig naamwoord
the irons (handcuffs; manacles)
handklovar; handfängsel
- handklovar zelfstandig naamwoord
- handfängsel [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor irons:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
handbojor	fetter; handcuffs; irons; manacles	handcuffs; manacles
handfängsel	handcuffs; irons; manacles	handcuffs; manacles
handklovar	fetter; handcuffs; irons; manacles	handcuffs
-	chains

Verwante woorden van "irons":

iron

Synoniemen voor "irons":

chains; shackle; bond; hamper; trammel

Verwante definities voor "irons":

metal shackles; for hands or legs¹

iron:

to iron werkwoord (irons, ironed, ironing)

to iron
stryka; pressa
- stryka werkwoord (stryker, strök, strukit)
- pressa werkwoord (pressar, pressade, pressat)
to iron (harden; steel; toughen; become hard)
hårdna; härda
- hårdna werkwoord (hårdnar, hårdnade, hårdnat)
- härda werkwoord (härdar, härdade, härdat)

Conjugations for iron:

present

iron
iron
irons
iron
iron
iron

simple past

ironed
ironed
ironed
ironed
ironed
ironed

present perfect

have ironed
have ironed
has ironed
have ironed
have ironed
have ironed

past continuous

was ironing
were ironing
was ironing
were ironing
were ironing
were ironing

future

shall iron
will iron
will iron
shall iron
will iron
will iron

continuous present

am ironing
are ironing
is ironing
are ironing
are ironing
are ironing

subjunctive

be ironed
be ironed
be ironed
be ironed
be ironed
be ironed

diverse

iron!
let's iron!
ironed
ironing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

iron [the ~] zelfstandig naamwoord

the iron (steel)
stål; järn
- stål [-ett] zelfstandig naamwoord
- järn [-ett] zelfstandig naamwoord
the iron
järn
- järn [-ett] zelfstandig naamwoord

iron bijvoeglijk naamwoord

iron (made of iron; cast-iron)
järnhård; järnhårt
- järnhård bijvoeglijk naamwoord
- järnhårt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor iron:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
järn	iron; steel
stål	iron; steel	steel
-	Fe; atomic number 26; branding iron; smoothing iron
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
härda	become hard; harden; iron; steel; toughen
hårdna	become hard; harden; iron; steel; toughen
pressa	iron	conscript; crimp; crush; fasten; pinch; press; push; recruit; shanghai; squeeze; wedge
stryka	iron
-	iron out; press
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	cast-iron
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
järnhård	cast-iron; iron; made of iron
järnhårt	cast-iron; iron; made of iron

Verwante woorden van "iron":

ironing, ironed, irons

Synoniemen voor "iron":

cast-iron; robust
Fe; atomic number 26; metallic element; metal
golf club; golf-club; club
branding iron; implement
smoothing iron; home appliance; household appliance
iron out; press

Verwante definities voor "iron":

extremely robust¹
- an iron constitution¹
home appliance consisting of a flat metal base that is heated and used to smooth cloth¹
a golf club that has a relatively narrow metal head¹
implement used to brand live stock¹
a heavy ductile magnetic metallic element; is silver-white in pure form but readily rusts; used in construction and tools and armament; plays a role in the transport of oxygen by the blood¹
press and smooth with a heated iron¹
- she stood there ironing¹

Wiktionary: iron

iron

verb

to pass an iron over clothing
- iron → stryka

adjective

made of iron
- iron → järn-
strong, inflexible
- iron → järn-

noun

for pressing clothes
- iron → strykjärn
element
- iron → järn

Cross Translation:

From	To	Via
• iron	→ järn	↔ ijzer — een scheikundig element met het symbool Fe en het atoomnummer 26. Het is een grijs overgangsmetaal
• iron	→ strykjärn	↔ Bügeleisen — Gerät zum Glätten (Bügeln) und In-Form-Bringen von Kleidungsstücken
• iron	→ strykning	↔ Bügeln — die Handlung des bügeln: Glättung von (hauptsächlich) Stoffen mit einem Bügeleisen oder einem sonstigen heißen, flachen Gegenstand
• iron	→ järn	↔ Eisen — Chemie, ohne Plural: chemisches Element, silberweißes, bei Feuchtigkeit leicht oxidierendes Metall
• iron	→ strykjärn	↔ Glätteisen — schweiz.\|: Bügeleisen
• iron	→ stryka	↔ bügeln — glätten von (hauptsächlich) Stoffen mit einem Bügeleisen oder einem sonstigen heißen, flachen Gegenstand
• iron	→ järn-; av järn	↔ eisern — aus Eisen bestehend
• iron	→ järn	↔ fer — Métal

Verwante vertalingen van irons

Remove Ads

Vertaal irons van Engels naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor irons (Engels) in het Zweeds

irons:

irons [the ~] zelfstandig naamwoord

the irons (handcuffs; manacles; fetter)

the irons (handcuffs; manacles)

Vertaal Matrix voor irons:

Verwante woorden van "irons":

Synoniemen voor "irons":

Verwante definities voor "irons":

iron:

to iron werkwoord (irons, ironed, ironing)

to iron

to iron (harden; steel; toughen; become hard)

Conjugations for iron:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

iron [the ~] zelfstandig naamwoord

the iron (steel)

the iron

iron bijvoeglijk naamwoord

iron (made of iron; cast-iron)

Vertaal Matrix voor iron:

Verwante woorden van "iron":

Synoniemen voor "iron":

Verwante definities voor "iron":

Wiktionary: iron

Verwante vertalingen van irons