Spaans

Uitgebreide synoniemen voor gloria in het Spaans

gloria:

gloria [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el gloria
    el orgullo; el amor propio; el honor; el sentimiento de honor; el gloria; la honra; el pundonor

gloria [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la gloria
    la felicidad; la dicha; la delicia; la gloria; la exquisitez
    • felicidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dicha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • delicia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gloria [la ~] zelfstandig naamwoord
    • exquisitez [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la gloria
    la gloria
    • gloria [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. la gloria
    la salvación; la gloria; la redención; la beatitud
  4. la gloria
    la bendición; la bendiciones; la gloria; la salvación; la delicia; la consagración
  5. la gloria
    la ostentación; el esplendor; el adorno; el lustre; el brillo; la gloria; el glande; el resplandor; la pompa; el boato; la fastuosidad; la brillantez
  6. la gloria
    el respeto; el honor; el elogio; la gloria; la alabanza; la deferencia
    • respeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • honor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • elogio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gloria [la ~] zelfstandig naamwoord
    • alabanza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • deferencia [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "gloria":

  • glorias

Alternatieve synoniemen voor "gloria":


Verwante synoniemen voor gloria