Spaanse synoniemen van soberana, ander woord voor soberana

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

soberana:
- soberana; dominadora; dueña; maestra; soberano; autócrata; gobernador; regente; gerente; jefe; administrador; virrey; encargado; director; apoderado; gobernante
soberano:
- soberano; rey; monarca; majestad; señor; caballero; maestro; hombre; dueño; profesor; docente; autoridad; gobernante; usurpador; chico; hidalgo; adolescente; amo; soberana; autócrata; gobernador; regente; gerente; jefe; administrador; virrey; encargado; director; apoderado
- real; aristocrático; soberano; independiente; autónomo; distinguido; notable; de categoría; destacado; importante; elegante; principesco; beato; excelente; espléndido; solemne; muy hermoso; de postín

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor soberana in het Spaans

soberana:

soberana [la ~] zelfstandig naamwoord

la soberana
la soberana
- soberana [la ~] zelfstandig naamwoord
la soberana
la dominadora; la dueña; la maestra; la soberana
- dominadora [la ~] zelfstandig naamwoord
- dueña [la ~] zelfstandig naamwoord
- maestra [la ~] zelfstandig naamwoord
- soberana [la ~] zelfstandig naamwoord
la soberana
el soberano; la soberana; el autócrata
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberana [la ~] zelfstandig naamwoord
- autócrata [el ~] zelfstandig naamwoord
la soberana
el gobernador; el regente; el gerente; el jefe; el administrador; el virrey; el encargado; el director; el soberano; el apoderado; la gobernante; la soberana
- gobernador [el ~] zelfstandig naamwoord
- regente [el ~] zelfstandig naamwoord
- gerente [el ~] zelfstandig naamwoord
- jefe [el ~] zelfstandig naamwoord
- administrador [el ~] zelfstandig naamwoord
- virrey [el ~] zelfstandig naamwoord
- encargado [el ~] zelfstandig naamwoord
- director [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- apoderado [el ~] zelfstandig naamwoord
- gobernante [la ~] zelfstandig naamwoord
- soberana [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "soberana":

soberano

soberano:

soberano [el ~] zelfstandig naamwoord

el soberano
el soberano; el rey; el monarca; la majestad
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- rey [el ~] zelfstandig naamwoord
- monarca [el ~] zelfstandig naamwoord
- majestad [la ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el señor; el caballero; el maestro; el hombre; el dueño; el rey; el soberano; el profesor; el docente
- señor [el ~] zelfstandig naamwoord
- caballero [el ~] zelfstandig naamwoord
- maestro [el ~] zelfstandig naamwoord
- hombre [el ~] zelfstandig naamwoord
- dueño [el ~] zelfstandig naamwoord
- rey [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- profesor [el ~] zelfstandig naamwoord
- docente [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
la autoridad; el soberano; el gobernante
- autoridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- gobernante [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el soberano; el usurpador
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- usurpador [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el caballero; el señor; el chico; el hombre; el soberano
- caballero [el ~] zelfstandig naamwoord
- señor [el ~] zelfstandig naamwoord
- chico [el ~] zelfstandig naamwoord
- hombre [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el caballero; el hidalgo; el rey; el dueño; el adolescente; el soberano
- caballero [el ~] zelfstandig naamwoord
- hidalgo [el ~] zelfstandig naamwoord
- rey [el ~] zelfstandig naamwoord
- dueño [el ~] zelfstandig naamwoord
- adolescente [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el amo; el dueño; el caballero; el rey; el señor; el soberano; el hidalgo
- amo [el ~] zelfstandig naamwoord
- dueño [el ~] zelfstandig naamwoord
- caballero [el ~] zelfstandig naamwoord
- rey [el ~] zelfstandig naamwoord
- señor [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- hidalgo [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el soberano; la soberana; el autócrata
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberana [la ~] zelfstandig naamwoord
- autócrata [el ~] zelfstandig naamwoord
el soberano
el gobernador; el regente; el gerente; el jefe; el administrador; el virrey; el encargado; el director; el soberano; el apoderado; la gobernante; la soberana
- gobernador [el ~] zelfstandig naamwoord
- regente [el ~] zelfstandig naamwoord
- gerente [el ~] zelfstandig naamwoord
- jefe [el ~] zelfstandig naamwoord
- administrador [el ~] zelfstandig naamwoord
- virrey [el ~] zelfstandig naamwoord
- encargado [el ~] zelfstandig naamwoord
- director [el ~] zelfstandig naamwoord
- soberano [el ~] zelfstandig naamwoord
- apoderado [el ~] zelfstandig naamwoord
- gobernante [la ~] zelfstandig naamwoord
- soberana [la ~] zelfstandig naamwoord

soberano bijvoeglijk naamwoord

soberano
real; aristocrático; soberano
- real bijvoeglijk naamwoord
- aristocrático bijvoeglijk naamwoord
- soberano bijvoeglijk naamwoord
soberano
independiente; soberano; autónomo
- independiente bijvoeglijk naamwoord
- soberano bijvoeglijk naamwoord
- autónomo bijvoeglijk naamwoord
soberano
distinguido; notable; de categoría; destacado; real; importante; elegante; soberano; principesco; aristocrático
- distinguido bijvoeglijk naamwoord
- notable bijvoeglijk naamwoord
- de categoría bijvoeglijk naamwoord
- destacado bijvoeglijk naamwoord
- real bijvoeglijk naamwoord
- importante bijvoeglijk naamwoord
- elegante bijvoeglijk naamwoord
- soberano bijvoeglijk naamwoord
- principesco bijvoeglijk naamwoord
- aristocrático bijvoeglijk naamwoord
soberano
real; elegante; beato; destacado; importante; notable; distinguido; excelente; soberano; espléndido; solemne; principesco; aristocrático; muy hermoso; de postín; de categoría
- real bijvoeglijk naamwoord
- elegante bijvoeglijk naamwoord
- beato bijvoeglijk naamwoord
- destacado bijvoeglijk naamwoord
- importante bijvoeglijk naamwoord
- notable bijvoeglijk naamwoord
- distinguido bijvoeglijk naamwoord
- excelente bijvoeglijk naamwoord
- soberano bijvoeglijk naamwoord
- espléndido bijvoeglijk naamwoord
- solemne bijvoeglijk naamwoord
- principesco bijvoeglijk naamwoord
- aristocrático bijvoeglijk naamwoord
- muy hermoso bijvoeglijk naamwoord
- de postín bijvoeglijk naamwoord
- de categoría bijvoeglijk naamwoord

Verwante woorden van "soberano":

soberana, soberanas, soberanos

Alternatieve synoniemen voor "soberano":

libre; autónomo; independiente; emancipado; franco; dispensado; exento

Remove Ads

Synoniemen voor "soberana" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor soberana in het Spaans

soberana:

soberana [la ~] zelfstandig naamwoord

la soberana

la soberana

la soberana

la soberana

Verwante woorden van "soberana":

soberano:

soberano [el ~] zelfstandig naamwoord

el soberano

el soberano

el soberano

el soberano

el soberano

el soberano

el soberano

el soberano

el soberano

soberano bijvoeglijk naamwoord

soberano

soberano

soberano

soberano

Verwante woorden van "soberano":

Alternatieve synoniemen voor "soberano":