Spaans

Uitgebreide synoniemen voor usos in het Spaans

usos:

usos [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el usos
    la costumbres; el hábitos; el uso; la costumbre; el usos; la usanzas
    • costumbres [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hábitos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • uso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • usos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • usanzas [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "usos":


uso:

uso [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el uso
    la aplicación; la utilización; el uso; el empleo
  2. el uso
    la aplicación; la utilización; el uso
  3. el uso
    la costumbres; el hábitos; el uso; la costumbre; el usos; la usanzas
    • costumbres [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hábitos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • uso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • usos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • usanzas [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. el uso
    la costumbre; el uso; la moral
    • costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • uso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • moral [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. el uso
    el hábito; la aceptación general; la costumbre; la tradición; el uso; la moral; el uso corriente

Verwante woorden van "uso":


Alternatieve synoniemen voor "uso":


Verwante synoniemen voor usos