Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal tremblote

Vertaal tremblote van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tremblote:
  2. trembloter:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor tremblote (Frans) in het Nederlands

tremblote:

tremblote [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tremblote (frisson; frémissement; frissonnement)
    de huivering; de siddering; de rilling
    • huivering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • siddering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rilling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la tremblote (frémissement; frissonnement)
    de bibberatie

Vertaal Matrix voor tremblote:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bibberatie frissonnement; frémissement; tremblote
huivering frisson; frissonnement; frémissement; tremblote
rilling frisson; frissonnement; frémissement; tremblote
siddering frisson; frissonnement; frémissement; tremblote

Synoniemen voor "tremblote":


tremblote vorm van trembloter:

trembloter werkwoord (tremblote, tremblotes, tremblotons, tremblotez, )

  1. trembloter (trembler; frémir; frissonner)
    beven; sidderen
    • beven werkwoord (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
    • sidderen werkwoord (sidder, siddert, sidderde, sidderden, gesidderd)
  2. trembloter (frissonner; trembler; frémir; )
    beven; bibberen; rillen
    • beven werkwoord (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
    • bibberen werkwoord (bibber, bibbert, bibberde, bibberden, gebibberd)
    • rillen werkwoord (ril, rilt, rilde, rilden, gerild)
  3. trembloter (jeter des flambes; osciller; flamber; vaciller)
    vlammen; flikkeren; flakkeren
    • vlammen werkwoord (vlam, vlamt, vlamde, vlamden, gevlamd)
    • flikkeren werkwoord (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • flakkeren werkwoord
  4. trembloter (vibrer; trembler; grelotter; )
    vibreren; trillen
    • vibreren werkwoord (vibreer, vibreert, vibreerde, vibreerden, gevibreerd)
    • trillen werkwoord (tril, trilt, trilde, trilden, getrild)

Conjugations for trembloter:

Présent
  1. tremblote
  2. tremblotes
  3. tremblote
  4. tremblotons
  5. tremblotez
  6. tremblotent
imparfait
  1. tremblotais
  2. tremblotais
  3. tremblotait
  4. tremblotions
  5. tremblotiez
  6. tremblotaient
passé simple
  1. tremblotai
  2. tremblotas
  3. tremblota
  4. tremblotâmes
  5. tremblotâtes
  6. tremblotèrent
futur simple
  1. trembloterai
  2. trembloteras
  3. tremblotera
  4. trembloterons
  5. trembloterez
  6. trembloteront
subjonctif présent
  1. que je tremblote
  2. que tu tremblotes
  3. qu'il tremblote
  4. que nous tremblotions
  5. que vous tremblotiez
  6. qu'ils tremblotent
conditionnel présent
  1. trembloterais
  2. trembloterais
  3. trembloterait
  4. trembloterions
  5. trembloteriez
  6. trembloteraient
passé composé
  1. ai trembloté
  2. as trembloté
  3. a trembloté
  4. avons trembloté
  5. avez trembloté
  6. ont trembloté
divers
  1. tremblote!
  2. tremblotez!
  3. tremblotons!
  5. trembloté
  6. tremblotant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor trembloter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beven cahot; choc; heurt; oscillation; saccade; secousse; tremblement; vibration
bibberen frisson; frissonnement; frémissement; tremblement
flikkeren étincellement
rillen frisson; frissonnement; frémissement; tremblement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beven frissonner; frémir; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer agiter; secouer
bibberen frissonner; frémir; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer claquer des dents
flakkeren flamber; jeter des flambes; osciller; trembloter; vaciller
flikkeren flamber; jeter des flambes; osciller; trembloter; vaciller basculer; briller; culbuter; dégringoler; resplendir; tomber; étinceler
rillen frissonner; frémir; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer
sidderen frissonner; frémir; trembler; trembloter
trillen frissonner; frémir; frémir d'horreur; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer agiter; frémir; palpiter; secouer; trembler; vibrer
vibreren frissonner; frémir; frémir d'horreur; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer
vlammen flamber; jeter des flambes; osciller; trembloter; vaciller jaillir

Synoniemen voor "trembloter":


Wiktionary: trembloter

trembloter
verb
  1. hevig trillen van kou of angst







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0497 seconde
Page rendered in 1.0 seconds