Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor conjoint (Frans) in het Zweeds

conjoint:

conjoint [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le conjoint (époux; partenaire; mari; compagnon)
    make; äkta man
    • make [-en] zelfstandig naamwoord
    • äkta man zelfstandig naamwoord
  2. le conjoint (époux; épouse; compagnon; homme; mari)
    livsledsagare; livskamrat; äkta make

conjoint bijvoeglijk naamwoord

  1. conjoint (ensemble; collectif; conjointement; )
    ihop; alltsammans

Vertaal Matrix voor conjoint:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
livskamrat compagnon; conjoint; homme; mari; épouse; époux compagne de vie; femme; partenaire; épouse
livsledsagare compagnon; conjoint; homme; mari; épouse; époux compagne de vie; femme; épouse
make compagnon; conjoint; mari; partenaire; époux autre moitié; femme; homme; individu; moitié; partenaire; personne du sexe masculin; épouse; époux
äkta make compagnon; conjoint; homme; mari; épouse; époux
äkta man compagnon; conjoint; mari; partenaire; époux
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alltsammans collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; réuni
ihop collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; réuni

Synoniemen voor "conjoint":