Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kosten (Nederlands) in het Duits

kosten:

kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kosten (leges; belasting; heffing)
    der Kosten; die Gebühr; die Steuer; die Gebührenerhebung; der Einfuhrzoll; die Taxe
  2. de kosten (onkosten; uitgaven; kost; uitgaaf)
    die Unkosten; die Auslagen; die Spesen
    • Unkosten [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Auslagen [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spesen [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kosten
    der Kosten
    • Kosten [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kosten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Auslagen kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
Einfuhrzoll belasting; heffing; kosten; leges
Gebühr belasting; heffing; kosten; leges belasting; overheidsbelasting; prijslijst; tarievenlijst
Gebührenerhebung belasting; heffing; kosten; leges tariefopstelling
Kosten belasting; heffing; kosten; leges eerbewijs; gewonnen prijs; prijs
Spesen kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
Steuer belasting; heffing; kosten; leges belasting; belastingdienst; fiscus; overheidsbelasting; stuur; stuurinrichting; stuurknuppel; stuurrad; stuurwiel
Taxe belasting; heffing; kosten; leges belasting; overheidsbelasting; taxatiewaarde
Unkosten kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bedragen; vergen

Verwante woorden van "kosten":


Synoniemen voor "kosten":


Antoniemen van "kosten":


Verwante definities voor "kosten":

  1. hoeveel geld je ervoor moet betalen1
    • hoeveel kost dit horloge?1
  2. wat het vraagt1
    • opstaan kost veel moeite1

Wiktionary: kosten

kosten
verb
  1. voor een bepaalde prijs te koop zijn
  2. vergen
kosten
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
kosten kosten cost — to incur a charge, a price
kosten kosten coutervaloir tel ou tel prix d’achat.
kosten kosten coûtervaloir tel ou tel prix d’achat.
kosten Kosten dépens — Ce qu’on dépense

kost:

kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kost (spijziging; voeding; voedsel; eten)
    die Kost; die Nahrung; Essen; die Ernährung; die Verpflegung
    • Kost [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Nahrung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Essen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Ernährung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Verpflegung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kost (onkosten; kosten; uitgaven; uitgaaf)
    die Unkosten; die Auslagen; die Spesen
    • Unkosten [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Auslagen [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spesen [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kost (onderhoudsgeld; onderhoud; voedsel)
    die Beköstigung; der Unterhalt; der Lebensunterhalt

Vertaal Matrix voor kost:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Auslagen kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
Beköstigung kost; onderhoud; onderhoudsgeld; voedsel eetwaren; eten; proviand; spijs; voeding; voedsel
Ernährung eten; kost; spijziging; voeding; voedsel eetwaren; eten; proviand; spijs; voeding; voedingsmiddelen; voedsel
Essen eten; kost; spijziging; voeding; voedsel brunch; diner; eetwaren; eten; maal; maaltijd; proviand; spijs; voeding; voedsel
Kost eten; kost; spijziging; voeding; voedsel eetwaren; eten; proviand; spijs; voeding; voedingsmiddelen; voedsel
Lebensunterhalt kost; onderhoud; onderhoudsgeld; voedsel
Nahrung eten; kost; spijziging; voeding; voedsel eetwaren; eten; proviand; spijs; voeding; voedingsmiddelen; voedsel
Spesen kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
Unkosten kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
Unterhalt kost; onderhoud; onderhoudsgeld; voedsel onderhoud; verzorging
Verpflegung eten; kost; spijziging; voeding; voedsel eetwaren; eten; proviand; spijs; voeding; voedsel
- eten

Verwante woorden van "kost":


Synoniemen voor "kost":


Verwante definities voor "kost":

  1. wat je bij de maaltijd tot je neemt1
    • boerenkool is stevige kost1
  2. wat je ervoor moet betalen1
    • de kosten van levensmiddelen zijn hoog1
  3. wat je nodig hebt om te kunnen leven1
    • hij verdient de kost voor zijn gezin1

Wiktionary: kost


Cross Translation:
FromToVia
kost Kosten cost — amount of money, time, etc.
kost Nahrungsmittel; Ätzung; Ernährung; Futter aliment — Ce qui se manger et servir à entretenir la vie.
kost Kosten; Lebenshaltungskosten; Selbstkosten; Stückkosten; Grenzkosten coût — Ce qu’une chose coûte
kost Essen; Futter; Ätzung; Ernährung; Nahrung; Nahrungsmittel; Gericht; Speise nourriturealiment.
kost Trift; Weide; Wiese; Atzung; Ernährung; Futter; Nahrung; Nahrungsmittel; Fourage pâture — éleva|fr nourriture des bêtes, des oiseaux, des poissons.

Verwante vertalingen van kosten



Duits

Uitgebreide vertaling voor kosten (Duits) in het Nederlands

kosten:


Synoniemen voor "kosten":


Wiktionary: kosten

kosten
verb
  1. -
kosten
verb
  1. voor een bepaalde prijs te koop zijn
  2. vergen
  3. optellen tot een bepaald bedrag
  4. onderzoeken hoe iets smaakt

Cross Translation:
FromToVia
kosten kosten cost — to incur a charge, a price
kosten proeven taste — to sample the flavor of something
kosten proeven try — to taste, sample, etc
kosten kosten coutervaloir tel ou tel prix d’achat.
kosten kosten coûtervaloir tel ou tel prix d’achat.

Kosten:

Kosten [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kosten (Gebührenerhebung; Gebühr; Steuer; Einfuhrzoll; Taxe)
    de kosten; de belasting; de heffing; de leges
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leges [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. der Kosten (Ehrerbietung erweisen; Preis; Aufwendung; Gewinn)
    de prijs; het eerbewijs
    • prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • eerbewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Kosten (Gewinn; Preis)
    de prijs
    – beloning voor de winnaar 1
    • prijs [de ~] zelfstandig naamwoord
      • Jan haalde de eerste prijs bij de wedstrijd1
    de gewonnen prijs
  4. der Kosten
    de kosten
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kosten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasting Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe Abgabe; Auslastung; Gebühr; Steuer; Taxe
eerbewijs Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis
gewonnen prijs Gewinn; Kosten; Preis
heffing Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe
kosten Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe Auslagen; Spesen; Unkosten
leges Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe
prijs Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis Preis
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
prijs Preis

Synoniemen voor "Kosten":


Wiktionary: Kosten


Cross Translation:
FromToVia
Kosten kost cost — amount of money, time, etc.
Kosten kost coût — Ce qu’une chose coûte
Kosten kosten dépens — Ce qu’on dépense

kosten vorm van kosen:

kosen werkwoord (kose, kosst, kost, koste, kostet, gekost)

  1. kosen (schmusen; kuscheln; knuddeln; streicheln; liebkosen)
    knuffelen; liefkozen
    • knuffelen werkwoord (knuffel, knuffelt, knuffelde, knuffelden, geknuffeld)
    • liefkozen werkwoord (liefkoos, liefkoost, liefkoosde, liefkoosden, geliefkoosd)
  2. kosen (liebkosen)
    kozen
    • kozen werkwoord (koos, koost, koosde, koosden, gekoosd)
  3. kosen (prickeln; erregen; aufwinden; )
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

Conjugations for kosen:

Präsens
  1. kose
  2. kosst
  3. kost
  4. kosen
  5. kost
  6. kosen
Imperfekt
  1. koste
  2. kostest
  3. koste
  4. kosten
  5. kostet
  6. kosten
Perfekt
  1. habe gekost
  2. hast gekost
  3. hat gekost
  4. haben gekost
  5. habt gekost
  6. haben gekost
1. Konjunktiv [1]
  1. kose
  2. kosest
  3. kose
  4. kosen
  5. koset
  6. kosen
2. Konjunktiv
  1. koste
  2. kostest
  3. koste
  4. kosten
  5. kostet
  6. kosten
Futur 1
  1. werde kosen
  2. wirst kosen
  3. wird kosen
  4. werden kosen
  5. werdet kosen
  6. werden kosen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kosen
  2. würdest kosen
  3. würde kosen
  4. würden kosen
  5. würdet kosen
  6. würden kosen
Diverses
  1. kos!
  2. kost!
  3. kosen Sie!
  4. gekost
  5. kosend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kosen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opwekken Anstiften
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knuffelen knuddeln; kosen; kuscheln; liebkosen; schmusen; streicheln
kozen kosen; liebkosen
liefkozen knuddeln; kosen; kuscheln; liebkosen; schmusen; streicheln Geschlechtsverkehr haben; Liebe machen; bumsen; ficken; miteinander schlafen; sich lieben
opwekken anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aktivieren; ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; beleben; ermuntern; ermutigen; hervorrufen; neu beleben; neubeleben; reanimieren; reizen; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen
opwinden anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aufwickeln; aufwinden
prikkelen anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
stimuleren anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; bejauchzen; beleben; ermuntern; ermutigen; feiern; fördern; hervorrufen; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; neubeleben; reizen; schüren; stimulieren; verbessern; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen

Wiktionary: kosen

kosen
verb
  1. zachtjes strelen
  2. zachtjes met de hand over iets strijken

Cross Translation:
FromToVia
kosen liefkozen caress — touch or kiss lovingly
kosen liefkozen fondle — to fondle

Verwante vertalingen van kosten