Uitgebreide vertaling voor raken (Nederlands) in het Duits
raken:
-
betreffen;
treffen;
berühren;
rühren;
bewegen;
antun;
erregen
-
betreffen
werkwoord
(betreffe, betriffst, betrifft, betraf, betraft, betroffen)
-
treffen
werkwoord
(treffe, triffst, trifft, traf, traft, getroffen)
-
berühren
werkwoord
(berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
-
rühren
werkwoord
(rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
-
bewegen
werkwoord
(bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
-
antun
werkwoord
(tue an, tust an, tut an, tat an, tatet an, angetan)
-
erregen
werkwoord
(errege, erregst, erregt, erregte, erregtet, erregt)
-
treffen;
beeinflußen;
rühren;
anrühren;
ansprechen
-
treffen
werkwoord
(treffe, triffst, trifft, traf, traft, getroffen)
-
-
rühren
werkwoord
(rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
-
anrühren
werkwoord
(rühre an, rührst an, rührt an, rührte an, rührtet an, angerührt)
-
ansprechen
werkwoord
(spreche an, sprichst an, sprich an, sprach an, spracht an, angesprochen)
-
treffen;
berühren;
schlagen;
erregen;
rühren;
besiegen;
betreffen;
bewegen;
antun
-
treffen
werkwoord
(treffe, triffst, trifft, traf, traft, getroffen)
-
berühren
werkwoord
(berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
-
schlagen
werkwoord
(schlage, schlägst, schlägt, schlug, schlugt, geschlagen)
-
erregen
werkwoord
(errege, erregst, erregt, erregte, erregtet, erregt)
-
rühren
werkwoord
(rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
-
besiegen
werkwoord
(besiege, besiegst, besiegt, besiegte, besiegtet, besiegt)
-
betreffen
werkwoord
(betreffe, betriffst, betrifft, betraf, betraft, betroffen)
-
bewegen
werkwoord
(bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
-
antun
werkwoord
(tue an, tust an, tut an, tat an, tatet an, angetan)
-
– hem een klap, schot of stoot toebrengen
1
berühren;
treffen;
anrühren;
bewegen
-
berühren
werkwoord
(berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
-
treffen
werkwoord
(treffe, triffst, trifft, traf, traft, getroffen)
-
anrühren
werkwoord
(rühre an, rührst an, rührt an, rührte an, rührtet an, angerührt)
-
bewegen
werkwoord
(bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
-
enden;
hinkommen;
hingelangen
-
enden
werkwoord
(ende, endest, endet, endete, endetet, geendet)
-
hinkommen
werkwoord
(komme hin, kommst hin, kommt hin, kam hin, kamt hin, hingekommen)
-
Conjugations for raken:
o.t.t.
- raak
- raakt
- raakt
- raken
- raken
- raken
o.v.t.
- raakte
- raakte
- raakte
- raakten
- raakten
- raakten
v.t.t.
- heb geraakt
- hebt geraakt
- heeft geraakt
- hebben geraakt
- hebben geraakt
- hebben geraakt
v.v.t.
- had geraakt
- had geraakt
- had geraakt
- hadden geraakt
- hadden geraakt
- hadden geraakt
o.t.t.t.
- zal raken
- zult raken
- zal raken
- zullen raken
- zullen raken
- zullen raken
o.v.t.t.
- zou raken
- zou raken
- zou raken
- zouden raken
- zouden raken
- zouden raken
en verder
- ben geraakt
- bent geraakt
- is geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
diversen
- raak!
- raakt!
- geraakt
- rakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor raken:
Verwante woorden van "raken":
Synoniemen voor "raken":
Antoniemen van "raken":
Verwante definities voor "raken":
-
even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen1
-
hem ontroeren1
-
het worden1
-
hem een klap, schot of stoot toebrengen1
Wiktionary: raken
raken
verb
-
een klap, schot of stoot toebrengen
-
emoties opwekken
-
in een bepaalde toestand of situatie komen
-
maakt een ergatieve constructie met een bijvoeglijk naamwoord of voltooid deelwoord
Cross Translation:
rak:
Verwante woorden van "rak":
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van raken