Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afdreggen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afdreggen (Nederlands) in het Duits

afdreggen:

afdreggen werkwoord (dreg af, dregt af, dregde af, dregden af, afgedregd)

  1. afdreggen
    ausbaggern; dreggen
    • ausbaggern werkwoord
    • dreggen werkwoord (dregge, dreggst, dreggt, dreggte, dreggtet, gedreggt)

Conjugations for afdreggen:

o.t.t.
  1. dreg af
  2. dregt af
  3. dregt af
  4. dreggen af
  5. dreggen af
  6. dreggen af
o.v.t.
  1. dregde af
  2. dregde af
  3. dregde af
  4. dregden af
  5. dregden af
  6. dregden af
v.t.t.
  1. heb afgedregd
  2. hebt afgedregd
  3. heeft afgedregd
  4. hebben afgedregd
  5. hebben afgedregd
  6. hebben afgedregd
v.v.t.
  1. had afgedregd
  2. had afgedregd
  3. had afgedregd
  4. hadden afgedregd
  5. hadden afgedregd
  6. hadden afgedregd
o.t.t.t.
  1. zal afdreggen
  2. zult afdreggen
  3. zal afdreggen
  4. zullen afdreggen
  5. zullen afdreggen
  6. zullen afdreggen
o.v.t.t.
  1. zou afdreggen
  2. zou afdreggen
  3. zou afdreggen
  4. zouden afdreggen
  5. zouden afdreggen
  6. zouden afdreggen
diversen
  1. dreg af!
  2. dregt af!
  3. afgedregd
  4. afdreggende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdreggen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afdreggen

Vertaal Matrix voor afdreggen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mit einer Dregge absuchen afdreggen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausbaggern afdreggen uitbaggeren
dreggen afdreggen dreggen