Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gedistilleerd:
  2. distilleren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gedistilleerd (Nederlands) in het Duits

gedistilleerd:

gedistilleerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gedistilleerd (gestookt; gebrand)
    destilliert

gedistilleerd [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gedistilleerd (spiritualiën; drank; alcohol; )
    der Alkohol; der Schnaps; die Spirituosen; Gebräu; der Sprit; die Spirituose

Vertaal Matrix voor gedistilleerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Alkohol alcohol; alcoholica; drank; gedistilleerd; opkikkertjes; spiritualiën; sterke drank Alcohol; alcohol; wijngeest
Gebräu alcohol; alcoholica; drank; gedistilleerd; opkikkertjes; spiritualiën; sterke drank alcohol; brouwsel; drank; drinkbaar vocht; mengsel; sterke drank
Schnaps alcohol; alcoholica; drank; gedistilleerd; opkikkertjes; spiritualiën; sterke drank borrel; borreltje; glaasje; glaasje jenever; neut; neutje; opkikkertje; slokje
Spirituose alcohol; alcoholica; drank; gedistilleerd; opkikkertjes; spiritualiën; sterke drank gedistilleerde drank; gestookte alcohol
Spirituosen alcohol; alcoholica; drank; gedistilleerd; opkikkertjes; spiritualiën; sterke drank alcohol; drank; spirits; sterke drank
Sprit alcohol; alcoholica; drank; gedistilleerd; opkikkertjes; spiritualiën; sterke drank
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
destilliert gebrand; gedistilleerd; gestookt

distilleren:

distilleren werkwoord (distilleer, distilleert, distilleerde, distilleerden, gedistilleerd)

  1. distilleren (stoken)
    destillieren; brennen
    • destillieren werkwoord (destilliere, destillierst, destilliert, destillierte, destilliertet, destilliert)
    • brennen werkwoord (brenne, brennst, brennt, brannte, branntet, gebrennt)

Conjugations for distilleren:

o.t.t.
  1. distilleer
  2. distilleert
  3. distilleert
  4. distilleren
  5. distilleren
  6. distilleren
o.v.t.
  1. distilleerde
  2. distilleerde
  3. distilleerde
  4. distilleerden
  5. distilleerden
  6. distilleerden
v.t.t.
  1. heb gedistilleerd
  2. hebt gedistilleerd
  3. heeft gedistilleerd
  4. hebben gedistilleerd
  5. hebben gedistilleerd
  6. hebben gedistilleerd
v.v.t.
  1. had gedistilleerd
  2. had gedistilleerd
  3. had gedistilleerd
  4. hadden gedistilleerd
  5. hadden gedistilleerd
  6. hadden gedistilleerd
o.t.t.t.
  1. zal distilleren
  2. zult distilleren
  3. zal distilleren
  4. zullen distilleren
  5. zullen distilleren
  6. zullen distilleren
o.v.t.t.
  1. zou distilleren
  2. zou distilleren
  3. zou distilleren
  4. zouden distilleren
  5. zouden distilleren
  6. zouden distilleren
en verder
  1. is gedistilleerd
  2. zijn gedistilleerd
diversen
  1. distilleer!
  2. distilleert!
  3. gedistilleerd
  4. distillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

distilleren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. distilleren (aftrekken)
    Destillieren; Abziehen

Vertaal Matrix voor distilleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abziehen aftrekken; distilleren
Destillieren aftrekken; distilleren distillatie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brennen distilleren; stoken aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; blakeren; branden; oppoken; opstoken; poken; popelen; stoken; verschroeien; verzengen; zengen
destillieren distilleren; stoken

Wiktionary: distilleren

distilleren
verb
  1. Flüssigkeiten durch Verdampfen und Kondensieren trennen

Cross Translation:
FromToVia
distilleren destillieren distil — to subject a substance to distillation