Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gespreid (Nederlands) in het Duits

gespreid:

gespreid bijvoeglijk naamwoord

  1. gespreid
    gespreitzt

Vertaal Matrix voor gespreid:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gespreitzt gespreid

Verwante woorden van "gespreid":

  • gespreide

gespreid vorm van spreiden:

spreiden werkwoord (spreid, spreidt, spreidde, spreidden, gespreid)

  1. spreiden
    ausbreiten; verteilen
    • ausbreiten werkwoord (breite aus, breitest aus, breitet aus, breitete aus, breitetet aus, ausgebreitet)
    • verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)

Conjugations for spreiden:

o.t.t.
  1. spreid
  2. spreidt
  3. spreidt
  4. spreiden
  5. spreiden
  6. spreiden
o.v.t.
  1. spreidde
  2. spreidde
  3. spreidde
  4. spreidden
  5. spreidden
  6. spreidden
v.t.t.
  1. heb gespreid
  2. hebt gespreid
  3. heeft gespreid
  4. hebben gespreid
  5. hebben gespreid
  6. hebben gespreid
v.v.t.
  1. had gespreid
  2. had gespreid
  3. had gespreid
  4. hadden gespreid
  5. hadden gespreid
  6. hadden gespreid
o.t.t.t.
  1. zal spreiden
  2. zult spreiden
  3. zal spreiden
  4. zullen spreiden
  5. zullen spreiden
  6. zullen spreiden
o.v.t.t.
  1. zou spreiden
  2. zou spreiden
  3. zou spreiden
  4. zouden spreiden
  5. zouden spreiden
  6. zouden spreiden
en verder
  1. ben gespreid
  2. bent gespreid
  3. is gespreid
  4. zijn gespreid
  5. zijn gespreid
  6. zijn gespreid
diversen
  1. spreid!
  2. spreidt!
  3. gespreid
  4. spreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spreiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausbreiten spreiden aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; breder maken; breed uitmeten; de hoogte ingaan; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; openen; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; verbreden; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
verteilen spreiden distribueren; doorgeven; onderverdelen; rantsoeneren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; trakteren; uitdelen; uitreiken; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; verspreiden; verstrooien

Wiktionary: spreiden


Cross Translation:
FromToVia
spreiden verteilen spread — to stretch out, expand
spreiden spreizen spread — to extend, stretch out (limbs etc)
spreiden schmieren; betten; ausbreiten; ausrecken; strecken; ausstrecken; erstrecken; aufspannen; ausspannen; auslegen; auswerfen; aufhängen; recken; ausdehnen; dehnen; erweitern; verdünnen; verwässern; diluieren étendre — Traductions à trier suivant le sens