Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hameren:
  2. hamer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hameren (Nederlands) in het Duits

hameren:

hameren werkwoord (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)

  1. hameren (bonken; slaan; rammen)
    schlagen; hämmern; rammen; hauen
    • schlagen werkwoord (schlage, schlägst, schlägt, schlug, schlugt, geschlagen)
    • hämmern werkwoord (hämmre, hämmerst, hämmert, hämmerte, hämmertet, gehämmert)
    • rammen werkwoord (ramme, rammst, rammt, rammte, rammtet, gerammt)
    • hauen werkwoord (haue, haust, haut, hieb, hiebt, gehauen)
  2. hameren (kloppen met een hamer)
    hämmern; hämmern mit ein Hammer
  3. hameren (blijven herhalen)

Conjugations for hameren:

o.t.t.
  1. hamer
  2. hamert
  3. hamert
  4. hameren
  5. hameren
  6. hameren
o.v.t.
  1. hamerde
  2. hamerde
  3. hamerde
  4. hamerden
  5. hamerden
  6. hamerden
v.t.t.
  1. heb gehamerd
  2. hebt gehamerd
  3. heeft gehamerd
  4. hebben gehamerd
  5. hebben gehamerd
  6. hebben gehamerd
v.v.t.
  1. had gehamerd
  2. had gehamerd
  3. had gehamerd
  4. hadden gehamerd
  5. hadden gehamerd
  6. hadden gehamerd
o.t.t.t.
  1. zal hameren
  2. zult hameren
  3. zal hameren
  4. zullen hameren
  5. zullen hameren
  6. zullen hameren
o.v.t.t.
  1. zou hameren
  2. zou hameren
  3. zou hameren
  4. zouden hameren
  5. zouden hameren
  6. zouden hameren
diversen
  1. hamer!
  2. hamert!
  3. gehamerd
  4. hamerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hameren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hauen bonken; hameren; rammen; slaan beuken; bomen kappen; een klap geven; hakken; hard slaan; hengsten; houwen; kappen; knuppelen; meppen; omhakken; rammen; ranselen; schoppen; slaan; timmeren; trappen; trappen geven; vellen
hämmern bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan beuken; bonzen; doordouwen; doorzetten; hard slaan; hengsten; inhameren; instampen; klinken; luiden; meppen; rammen; slaan; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
hämmern mit ein Hammer hameren; kloppen met een hamer
immer wiederholen blijven herhalen; hameren
rammen bonken; hameren; rammen; slaan aanvaren; beuken; hard slaan; heien; hengsten; meppen; rammen; slaan; timmeren
schlagen bonken; hameren; rammen; slaan bakkeleien; behalen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; duelleren; een klap geven; een opdonder verkopen; een radslag maken; hard slaan; heien; hengsten; in tweeën houwen; kampen; kleunen; klieven; klinken; kloven; knokken; matten; meppen; raken; rammen; slaan; spijkeren; timmeren; tokkelen; treffen; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren; vechten; verkrijgen; winnen

Verwante woorden van "hameren":


Wiktionary: hameren


Cross Translation:
FromToVia
hameren hämmern; schmieden malleate — to beat into shape with a hammer

hamer:

hamer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hamer (slaghamer)
    der Hammer; der Schlaghammer

Vertaal Matrix voor hamer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hammer hamer; slaghamer
Schlaghammer hamer; slaghamer

Verwante woorden van "hamer":

  • hameren, hamers, hamertje, hamertjes

Verwante definities voor "hamer":

  1. stuk gereedschap met ijzeren kop op steel1
    • hij sloeg de spijker met een hamer in het hout1

Wiktionary: hamer

hamer
noun
  1. werktuig dat kan worden gebruikt om te slaan
hamer
noun
  1. Werkzeug bestehend aus Hammerkopf und Stiel

Cross Translation:
FromToVia
hamer Hammer hammer — tool
hamer Hammer hammer — piano part
hamer Hammer marteau — Outil percuteur
hamer Hammer marteau — Petite tringle de bois d’un piano
hamer Hammer marteau — Osselet de l’oreille