Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal hapjes

Vertaal hapjes van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

hapjes:
- Häppchen
hapje:
- Schnack; Zwischenmahlzeit; Biß; Bissen; Happen
hap:
- Happen; Bissen
Wiktionary:
- hapje → Stück, Wenig, Bisschen, Happen, Stückchen
- hap → Bissen, Happen, Bisschen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hapjes (Nederlands) in het Duits

hapjes:

hapjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de hapjes
Häppchen
- Häppchen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hapjes:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Häppchen	hapjes

Verwante woorden van "hapjes":

hap, hapje

hapjes vorm van hapje:

hapje [het ~] zelfstandig naamwoord

het hapje (snack; tussendoortje)
der Schnack; die Zwischenmahlzeit; der Biß; der Bissen
- Schnack [der ~] zelfstandig naamwoord
- Zwischenmahlzeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Biß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bissen [der ~] zelfstandig naamwoord
het hapje (tussendoortje; versnapering)
der Happen; der Bissen
- Happen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bissen [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hapje:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bissen	hapje; snack; tussendoortje; versnapering	hap; happen
Biß	hapje; snack; tussendoortje	knauw
Happen	hapje; tussendoortje; versnapering	hachee; hap; prak
Schnack	hapje; snack; tussendoortje
Zwischenmahlzeit	hapje; snack; tussendoortje

Verwante woorden van "hapje":

hapjes, hap

Wiktionary: hapje

Cross Translation:

From	To	Via
• hapje	→ Stück; Wenig; Bisschen; Happen; Stückchen	↔ bit — small amount of something

hapjes vorm van hap:

hap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de hap
der Happen; der Bissen
- Happen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bissen [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hap:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bissen	hap	hapje; happen; snack; tussendoortje; versnapering
Happen	hap	hachee; hapje; prak; tussendoortje; versnapering

Verwante woorden van "hap":

happen, hapje, hapjes

Wiktionary: hap

Cross Translation:

From	To	Via
• hap	→ Bissen	↔ bite — mouthful
• hap	→ Happen	↔ morsel — small fragment
• hap	→ Bisschen	↔ spot — small amount