Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. keperen:
  2. keper:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor keperen (Nederlands) in het Duits

keperen:

keperen werkwoord (keper, kepert, keperde, keperden, gekeperd)

  1. keperen
    köpern
    • köpern werkwoord (köpere, köperst, köpert, köperte, köpertet, geköpert)

Conjugations for keperen:

o.t.t.
  1. keper
  2. kepert
  3. kepert
  4. keperen
  5. keperen
  6. keperen
o.v.t.
  1. keperde
  2. keperde
  3. keperde
  4. keperden
  5. keperden
  6. keperden
v.t.t.
  1. ben gekeperd
  2. bent gekeperd
  3. is gekeperd
  4. zijn gekeperd
  5. zijn gekeperd
  6. zijn gekeperd
v.v.t.
  1. was gekeperd
  2. was gekeperd
  3. was gekeperd
  4. waren gekeperd
  5. waren gekeperd
  6. waren gekeperd
o.t.t.t.
  1. zal keperen
  2. zult keperen
  3. zal keperen
  4. zullen keperen
  5. zullen keperen
  6. zullen keperen
o.v.t.t.
  1. zou keperen
  2. zou keperen
  3. zou keperen
  4. zouden keperen
  5. zouden keperen
  6. zouden keperen
diversen
  1. keper!
  2. kepert!
  3. gekeperd
  4. keperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor keperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
köpern keperen

Verwante woorden van "keperen":


keperen vorm van keper:

keper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de keper (keperstof)
    der Köper
    • Köper [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor keper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Köper keper; keperstof

Verwante woorden van "keper":

  • keperen, kepers, kepertje, kepertjes