Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. koppelwoord:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor koppelwoord (Nederlands) in het Duits

koppelwoord:

koppelwoord [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het koppelwoord (voegwoord)
    die Konjunktion; Bindewort; Kuppelwort

Vertaal Matrix voor koppelwoord:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bindewort koppelwoord; voegwoord
Konjunktion koppelwoord; voegwoord
Kuppelwort koppelwoord; voegwoord

Verwante woorden van "koppelwoord":