Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. purgeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor purgeren (Nederlands) in het Duits

purgeren:

purgeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. purgeren (laxeren)
    Abführen; Laxieren

purgeren werkwoord (purgeer, purgeert, purgeerde, purgeerden, gepurgeerd)

  1. purgeren (laxeren)
    laxieren
    • laxieren werkwoord (laxiere, laxierst, laxiert, laxierte, laxiertet, laxiert)

Conjugations for purgeren:

o.t.t.
  1. purgeer
  2. purgeert
  3. purgeert
  4. purgeren
  5. purgeren
  6. purgeren
o.v.t.
  1. purgeerde
  2. purgeerde
  3. purgeerde
  4. purgeerden
  5. purgeerden
  6. purgeerden
v.t.t.
  1. heb gepurgeerd
  2. hebt gepurgeerd
  3. heeft gepurgeerd
  4. hebben gepurgeerd
  5. hebben gepurgeerd
  6. hebben gepurgeerd
v.v.t.
  1. had gepurgeerd
  2. had gepurgeerd
  3. had gepurgeerd
  4. hadden gepurgeerd
  5. hadden gepurgeerd
  6. hadden gepurgeerd
o.t.t.t.
  1. zal purgeren
  2. zult purgeren
  3. zal purgeren
  4. zullen purgeren
  5. zullen purgeren
  6. zullen purgeren
o.v.t.t.
  1. zou purgeren
  2. zou purgeren
  3. zou purgeren
  4. zouden purgeren
  5. zouden purgeren
  6. zouden purgeren
en verder
  1. is gepurgeerd
  2. zijn gepurgeerd
diversen
  1. purgeer!
  2. purgeert!
  3. gepurgeerd
  4. purgerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor purgeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abführen laxeren; purgeren lozen; spuien; wegleiden
Laxieren laxeren; purgeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laxieren laxeren; purgeren