Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. schetteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schetteren (Nederlands) in het Duits

schetteren:

schetteren werkwoord (schetter, schettert, schetterde, schetterden, geschetterd)

  1. schetteren (luidkeels iets verkondigen; tetteren)
    schmettern
    • schmettern werkwoord (schmettere, schmetterst, schmettert, schmetterte, schmettertet, geschmetterd)

Conjugations for schetteren:

o.t.t.
  1. schetter
  2. schettert
  3. schettert
  4. schetteren
  5. schetteren
  6. schetteren
o.v.t.
  1. schetterde
  2. schetterde
  3. schetterde
  4. schetterden
  5. schetterden
  6. schetterden
v.t.t.
  1. heb geschetterd
  2. hebt geschetterd
  3. heeft geschetterd
  4. hebben geschetterd
  5. hebben geschetterd
  6. hebben geschetterd
v.v.t.
  1. had geschetterd
  2. had geschetterd
  3. had geschetterd
  4. hadden geschetterd
  5. hadden geschetterd
  6. hadden geschetterd
o.t.t.t.
  1. zal schetteren
  2. zult schetteren
  3. zal schetteren
  4. zullen schetteren
  5. zullen schetteren
  6. zullen schetteren
o.v.t.t.
  1. zou schetteren
  2. zou schetteren
  3. zou schetteren
  4. zouden schetteren
  5. zouden schetteren
  6. zouden schetteren
en verder
  1. ben geschetterd
  2. bent geschetterd
  3. is geschetterd
  4. zijn geschetterd
  5. zijn geschetterd
  6. zijn geschetterd
diversen
  1. schetter!
  2. schettert!
  3. geschetterd
  4. schetterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schetteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schmettern luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren deinen; donderen; echoën; galmen; golven; hoorbaar zijn; knallen; naar beneden werpen; naklinken; neerwerpen; omlaag werpen; onweren; weerklinken

Wiktionary: schetteren

schetteren
verb
  1. lawaai maken als een ekster