Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. slagvaardigheid:
  2. slagvaardig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slagvaardigheid (Nederlands) in het Duits

slagvaardigheid:

slagvaardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de slagvaardigheid
    die Schlagfertigkeit

Vertaal Matrix voor slagvaardigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schlagfertigkeit slagvaardigheid adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; gevatheid; goochemheid; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; toepasbaarheid; toepasselijkheid; treffendheid; uitgeslapenheid

Verwante woorden van "slagvaardigheid":


Wiktionary: slagvaardigheid


Cross Translation:
FromToVia
slagvaardigheid Reaktionsbereitschaft; Reaktionsfähigkeit; Reaktionsgeschwindigkeit réactivité — chimie|fr Capacité de réaction d'une molécule ou d'un corps chimique.

slagvaardig:

slagvaardig bijvoeglijk naamwoord

  1. slagvaardig (ad rem; wakker)
    schlagfertig; aufgeweckt; flott; lebhaft; quick

Vertaal Matrix voor slagvaardig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgeweckt ad rem; slagvaardig; wakker adrem; alert; bijdehand; briljant; clever; energiek; geagiteerd; geanimeerd; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; levendig; oplettend; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; verhit; vief; vindingrijk; vol fut; wakker
flott ad rem; slagvaardig; wakker aanlokkelijk; aantrekkelijk; adrem; attractief; bekoorlijk; bezet; bijdehand; clever; druk; drukbezet; flitsend; fraai; gevat; goed ogend; hip; kien; knap; mooi; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snel; snugger; trendy; uitgeslapen; uitnodigend; verleidelijk; vlot; welgevallig
lebhaft ad rem; slagvaardig; wakker actief; alert; beweeglijk; bezet; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; oplettend; tierig; uitgeslapen; verhit; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd
quick ad rem; slagvaardig; wakker actief; alert; beweeglijk; bezet; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; oplettend; uitgeslapen; verhit; wakker
schlagfertig ad rem; slagvaardig; wakker adrem; bijdehand; clever; energiek; geanimeerd; gevat; gis; kien; levendig; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vief; vol fut

Verwante woorden van "slagvaardig":

  • slagvaardigheid, slagvaardiger, slagvaardigere, slagvaardigst, slagvaardigste, slagvaardige