Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. spalk:
  2. spalken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spalk (Nederlands) in het Duits

spalk:

spalk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spalk
    die Bruchschiene; die Schiene

Vertaal Matrix voor spalk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bruchschiene spalk
Schiene spalk elektriciteitsgeleider; geleider; scheen

Verwante woorden van "spalk":


Wiktionary: spalk

spalk
noun
  1. die waagerechte Tropfkante am Dach eines Gebäudes, an der normalerweise die Dachrinne untergebracht ist

Cross Translation:
FromToVia
spalk Gips; Gipsverband cast — medicine: supportive and immobilising device
spalk Schiene; Gipsschiene splint — immobilizing device
spalk Ausguß; Traufe gouttière — Petit canal placer au bord des toits et par où les eaux de pluie s’écouler.

spalk vorm van spalken:

spalken werkwoord (spalk, spalkt, spalkte, spalkten, gespalkt)

  1. spalken (een spalk zetten)
    schienen; eine Schiene anbringen

Conjugations for spalken:

o.t.t.
  1. spalk
  2. spalkt
  3. spalkt
  4. spalken
  5. spalken
  6. spalken
o.v.t.
  1. spalkte
  2. spalkte
  3. spalkte
  4. spalkten
  5. spalkten
  6. spalkten
v.t.t.
  1. heb gespalkt
  2. hebt gespalkt
  3. heeft gespalkt
  4. hebben gespalkt
  5. hebben gespalkt
  6. hebben gespalkt
v.v.t.
  1. had gespalkt
  2. had gespalkt
  3. had gespalkt
  4. hadden gespalkt
  5. hadden gespalkt
  6. hadden gespalkt
o.t.t.t.
  1. zal spalken
  2. zult spalken
  3. zal spalken
  4. zullen spalken
  5. zullen spalken
  6. zullen spalken
o.v.t.t.
  1. zou spalken
  2. zou spalken
  3. zou spalken
  4. zouden spalken
  5. zouden spalken
  6. zouden spalken
en verder
  1. ben gespalkt
  2. bent gespalkt
  3. is gespalkt
  4. zijn gespalkt
  5. zijn gespalkt
  6. zijn gespalkt
diversen
  1. spalk!
  2. spalkt!
  3. gespalkt
  4. spalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spalken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eine Schiene anbringen een spalk zetten; spalken
schienen een spalk zetten; spalken

Verwante woorden van "spalken":


Wiktionary: spalken

spalken
verb
  1. Medizin: einen Körperteil mit einer stützenden Schiene ruhigstellen

Verwante vertalingen van spalk