Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stekend (Nederlands) in het Duits

stekend:

stekend bijvoeglijk naamwoord

  1. stekend
    stechend; stachlig

Vertaal Matrix voor stekend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stachlig stekend doornachtig; doornachtige; doornen; doornig; met sarcasme; sarcastisch; van doornstruiken; van een doorngewas; vol doornen
stechend stekend irriterend; prikkelend; prikkend; wroetend

Wiktionary: stekend


Cross Translation:
FromToVia
stekend stechend pungent — having a strong odour
stekend stechend sharp — intense and sudden (of pain)

stekend vorm van steken:

steken werkwoord (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken (steken geven; prikken)
    stecken; stechen; spritzen; einstechen; sticheln; verletzen; strecken
    • stecken werkwoord (stecke, steckst, steckt, steckte, stecktet, gesteckt)
    • stechen werkwoord (steche, stichst, sticht, stach, stacht, gestochen)
    • spritzen werkwoord (spritze, spritzt, spritzte, spritztet, gespritzt)
    • einstechen werkwoord (steche ein, stichst ein, sticht ein, stach ein, stacht ein, eingestochen)
    • sticheln werkwoord (stichele, stichelst, stichelt, stichelte, sticheltet, gestichelt)
    • verletzen werkwoord (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)
    • strecken werkwoord (strecke, streckst, streckt, streckte, strecktet, gestreckt)

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor steken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einstechen prikken; steken; steken geven inbrengen; inprikken; invoegen
spritzen prikken; steken; steken geven begieten; besproeien; hardlopen; injecteren; met spuit een medicijn toedienen; met water spelen; opspatten; rennen; spatten; spetteren; spuiten; tempo maken; uitspuiten; water geven
stechen prikken; steken; steken geven een barrage rijden; etsen; graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen; priemen; troef zijn
stecken prikken; steken; steken geven klikken; neerleggen; onderuit halen; opprikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
sticheln prikken; steken; steken geven hatelijke opmerkingen maken
strecken prikken; steken; steken geven aanlengen; krammen; met een kram vastmaken; opspannen; spannen; strekken; uitrekken; verdunnen; verhelpen; versnijden; verwateren; zich uitrekken
verletzen prikken; steken; steken geven aanranden; belasteren; benadelen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; inbreuk maken; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwellen; kwetsen; lasteren; martelen; nadeel toebrengen; onteren; ontwijden; overtreden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verkrachten; verwonden; zeer doen

Verwante woorden van "steken":


Verwante definities voor "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Wiktionary: steken

steken
verb
  1. doorboren, prikken
  2. doen ontvlammen

Cross Translation:
FromToVia
steken schnüffeln pry — to look where one is not welcome; to be nosey
steken stechen; erstechen; niederstechen stab — To pierce or wound with pointed object
steken anwenden; benutzen; brauchen; gebrauchen; verwenden; verwerten; antun; anziehen; auflegen; anlegen; legen; setzen; stecken; stellen; applizieren; verabreichen; auftragen; anbringen; beifügen appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
steken einrücken; stecken; einsetzen; inserieren; hineintun; hineinlegen; hineinstecken; einführen; einleiten; hineinbringen; hineinschaffen; hineintreiben; hereinbringen; hereinschaffen; ankündigen; anzeigen; avisieren; melden; anmelden; verkünden; bekannt machen; ansagen; annoncieren introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
steken steppen; stacheln; stechen; stecken; sticheln piquer — Traductions à trier suivant le sens
steken posieren; legen; setzen; stecken; stellen; bauen; aufbauen; erbauen; konstruieren; einführen; einrichten; einsetzen; installieren; machen; tun; bereiten poserplacer, mettre sur quelque chose.

Verwante vertalingen van stekend