Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. tekkel:
  2. tekkelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tekkel (Nederlands) in het Duits

tekkel:

tekkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tekkel
    der Dachshund; der Dackel
    • Dachshund [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Dackel [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de tekkel (dashond)
    der Dackel; der Teckel
    • Dackel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Teckel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tekkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dachshund tekkel
Dackel dashond; tekkel dashonden; teckel; teckels
Teckel dashond; tekkel

tekkel vorm van tekkelen:

tekkelen werkwoord (tekkel, tekkelt, tekkelde, tekkelden, getekkeld)

  1. tekkelen (onderuithalen)
    tackeln

Conjugations for tekkelen:

o.t.t.
  1. tekkel
  2. tekkelt
  3. tekkelt
  4. tekkelen
  5. tekkelen
  6. tekkelen
o.v.t.
  1. tekkelde
  2. tekkelde
  3. tekkelde
  4. tekkelden
  5. tekkelden
  6. tekkelden
v.t.t.
  1. heb getekkeld
  2. hebt getekkeld
  3. heeft getekkeld
  4. hebben getekkeld
  5. hebben getekkeld
  6. hebben getekkeld
v.v.t.
  1. had getekkeld
  2. had getekkeld
  3. had getekkeld
  4. hadden getekkeld
  5. hadden getekkeld
  6. hadden getekkeld
o.t.t.t.
  1. zal tekkelen
  2. zult tekkelen
  3. zal tekkelen
  4. zullen tekkelen
  5. zullen tekkelen
  6. zullen tekkelen
o.v.t.t.
  1. zou tekkelen
  2. zou tekkelen
  3. zou tekkelen
  4. zouden tekkelen
  5. zouden tekkelen
  6. zouden tekkelen
en verder
  1. ben getekkeld
  2. bent getekkeld
  3. is getekkeld
  4. zijn getekkeld
  5. zijn getekkeld
  6. zijn getekkeld
diversen
  1. tekkel!
  2. tekkelt!
  3. getekkeld
  4. tekkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tekkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tackeln onderuithalen; tekkelen