Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. tunnel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tunnel (Nederlands) in het Duits

tunnel:

tunnel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tunnel (voetgangerstunnel; onderdoorgang)
    der Tunnel; die Unterführung; der Fußgängertunnel
  2. de tunnel
  3. de tunnel
    der Tunnel
    • Tunnel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tunnel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fußgängertunnel onderdoorgang; tunnel; voetgangerstunnel
Tunnel onderdoorgang; tunnel; voetgangerstunnel
Unterführung onderdoorgang; tunnel; voetgangerstunnel
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Tunnelbau tunnel

Verwante woorden van "tunnel":

  • tunnelen, tunnels, tunneltje, tunneltjes

Wiktionary: tunnel

tunnel
noun
  1. längere Unterführung, Durchbruch durch Bergmassive oder unter bebauten Flächen oder Gewässern für Verkehrswege

Cross Translation:
FromToVia
tunnel Tunnel; Stollen tunnel — an underground or underwater passage