Nederlands

Uitgebreide vertaling voor storm (Nederlands) in het Engels

storm:

storm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de storm (zwaar weer)
    the tempest
    • tempest [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor storm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tempest storm; zwaar weer

Verwante woorden van "storm":


Wiktionary: storm

storm
noun
  1. erg harde wind
storm
noun
  1. meteorology: wind scale for very strong wind
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
storm storm; thunderstorm; tempest; gale orageperturbation atmosphérique, ordinairement de peu de durée, qui se manifester par un vent impétueux, de la pluie ou de la grêle, des éclairs et du tonnerre.
storm storm; tempest; gale tempête — Agitation de l’air

storm vorm van stormen:

stormen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stormen
    the storms
    • storms [the ~] zelfstandig naamwoord

stormen werkwoord (storm, stormt, stormde, stormden, gestormd)

  1. stormen (hard waaien)

Conjugations for stormen:

o.t.t.
  1. storm
  2. stormt
  3. stormt
  4. stormen
  5. stormen
  6. stormen
o.v.t.
  1. stormde
  2. stormde
  3. stormde
  4. stormden
  5. stormden
  6. stormden
v.t.t.
  1. heb gestormd
  2. hebt gestormd
  3. heeft gestormd
  4. hebben gestormd
  5. hebben gestormd
  6. hebben gestormd
v.v.t.
  1. had gestormd
  2. had gestormd
  3. had gestormd
  4. hadden gestormd
  5. hadden gestormd
  6. hadden gestormd
o.t.t.t.
  1. zal stormen
  2. zult stormen
  3. zal stormen
  4. zullen stormen
  5. zullen stormen
  6. zullen stormen
o.v.t.t.
  1. zou stormen
  2. zou stormen
  3. zou stormen
  4. zouden stormen
  5. zouden stormen
  6. zouden stormen
en verder
  1. ben gestormd
  2. bent gestormd
  3. is gestormd
  4. zijn gestormd
  5. zijn gestormd
  6. zijn gestormd
diversen
  1. storm!
  2. stormt!
  3. gestormd
  4. stormend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stormen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
storming aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
storms stormen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blowing a gale hard waaien; stormen
blowing hard hard waaien; stormen
storming hard waaien; stormen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
storming stormend

Verwante woorden van "stormen":


Verwante definities voor "stormen":

  1. heel hard erheen lopen1
    • de kinderen stormden op de taart af1
  2. heel hard waaien1
    • als het stormt kun je geen paraplu gebruiken1

Wiktionary: stormen

stormen
verb
  1. bijzonder sterk waaien

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor storm (Engels) in het Nederlands

storm:

storm [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the storm (gale; storm wind)
    de wind; de stormwind
    • wind [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stormwind [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the storm (gale; storm wind)
    hevige wind
  3. the storm (heavy weather; beastly weather; filthy weather; foul weather)
    het hondenweer; de noodweer

to storm werkwoord (storms, stormed, storming)

  1. to storm (attack; assault; raid; lay violent hands upon; violate)
    aanvallen; attaqueren; overvallen; bestormen
    • aanvallen werkwoord (val aan, valt aan, viel aan, vielen aan, aangevallen)
    • attaqueren werkwoord (attaqueer, attaqueert, attaqueerde, attaqueerden, geattaqueerd)
    • overvallen werkwoord (overval, overvalt, overviel, overvielen, overvallen)
    • bestormen werkwoord (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)
  2. to storm (rage; rave; rant; )
    fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; te keer gaan
    • fulmineren werkwoord (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
    • razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
    • te keer gaan werkwoord (ga te keer, gaat te keer, ging te keer, gingen te keer, te keer gegaan)
  3. to storm (rage; thunder)
    razen; woeden; tekeergaan
    • razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • woeden werkwoord (woed, woedt, woedde, woedden, gewoed)
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
  4. to storm (curse; rage; swear)
    ketteren
    • ketteren werkwoord (ketter, kettert, ketterde, ketterden, geketterd)
  5. to storm (rush)
    haasten; tot spoed aanzetten; spoeden; jachten
    • haasten werkwoord (haast, haastte, haastten, gehaast)
    • spoeden werkwoord (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)
    • jachten werkwoord (jacht, jachtte, jachtten, gejacht)
  6. to storm (rush)
    stormlopen
    • stormlopen werkwoord (loop storm, loopt storm, liep storm, liepen storm, stormgelopen)
  7. to storm (besiege; attack; assault; raid)
    belegeren
    • belegeren werkwoord (beleger, belegert, belegerde, belegerden, belegerd)
  8. to storm (go off the deep end; rage; rave; to be furious; thunder)
    tekeergaan; uitvaren; uit de slof schieten; donderen
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • uitvaren werkwoord (vaar uit, vaart uit, voer uit, voeren uit, uitgevaren)
    • donderen werkwoord (donder, dondert, donderde, donderden, gedonderd)

Conjugations for storm:

present
  1. storm
  2. storm
  3. storms
  4. storm
  5. storm
  6. storm
simple past
  1. stormed
  2. stormed
  3. stormed
  4. stormed
  5. stormed
  6. stormed
present perfect
  1. have stormed
  2. have stormed
  3. has stormed
  4. have stormed
  5. have stormed
  6. have stormed
past continuous
  1. was storming
  2. were storming
  3. was storming
  4. were storming
  5. were storming
  6. were storming
future
  1. shall storm
  2. will storm
  3. will storm
  4. shall storm
  5. will storm
  6. will storm
continuous present
  1. am storming
  2. are storming
  3. is storming
  4. are storming
  5. are storming
  6. are storming
subjunctive
  1. be stormed
  2. be stormed
  3. be stormed
  4. be stormed
  5. be stormed
  6. be stormed
diverse
  1. storm!
  2. let's storm!
  3. stormed
  4. storming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor storm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvallen apoplexies; assault; attack; attacks; seizures; strokes
attaqueren assault; attack
donderen thundering
hevige wind gale; storm; storm wind
hondenweer beastly weather; filthy weather; foul weather; heavy weather; storm bad weather; filthy weather; lousy weather
noodweer beastly weather; filthy weather; foul weather; heavy weather; storm self-defence
stormlopen assaults; run; rush
stormwind gale; storm; storm wind
uitvaren departing; departure; going away; leaving; putting to sea; sailing; starting; taking off
wind gale; storm; storm wind air current; breeze; current of air; fart; wind
- tempest; violent storm
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvallen assault; attack; lay violent hands upon; raid; storm; violate
attaqueren assault; attack; lay violent hands upon; raid; storm; violate
belegeren assault; attack; besiege; raid; storm
bestormen assault; attack; lay violent hands upon; raid; storm; violate heap
donderen go off the deep end; rage; rave; storm; thunder; to be furious thunder
fulmineren bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell bawl; let someone have it; rage; rant; rant & rage; scream; talk smut; use obscene language; yell
haasten rush; storm hurry; make haste; rouse
jachten rush; storm chase; hasten; hurry; hurry up; hustle; rush
ketteren curse; rage; storm; swear
overvallen assault; attack; lay violent hands upon; raid; storm; violate hold up; mug; rob; surprise; take off guard
razen bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell bawl; let someone have it; rage; rant; rant & rage; scream; yell
spoeden rush; storm haste; hasten; hurry; hurry up; hustle; make haste; rouse; rush; speed up
stormlopen rush; storm
te keer gaan bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell
tekeergaan bawl; be furious; go off the deep end; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; to be furious; yell bawl; let someone have it; rage; rant; rant & rage; scream; yell
tieren bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell bawl; grow; let someone have it; prosper; rage; rant; rant & rage; scream; thrive; yell
tot spoed aanzetten rush; storm
uit de slof schieten go off the deep end; rage; rave; storm; thunder; to be furious
uitvaren go off the deep end; rage; rave; storm; thunder; to be furious sail; set sail
woeden rage; storm; thunder
- force; rage; ramp; surprise
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- tempest
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overvallen befallen; happened

Verwante woorden van "storm":


Synoniemen voor "storm":


Verwante definities voor "storm":

  1. a direct and violent assault on a stronghold2
  2. a violent weather condition with winds 64-72 knots (11 on the Beaufort scale) and precipitation and thunder and lightning2
  3. a violent commotion or disturbance2
    • the storms that had characterized their relationship had died away2
  4. attack by storm; attack suddenly2
  5. take by force2
  6. behave violently, as if in state of a great anger2
  7. blow hard2
  8. rain, hail, or snow hard and be very windy, often with thunder or lightning2

Wiktionary: storm

storm
noun
  1. disturbed state of the atmosphere
  2. meteorology: wind scale for very strong wind
  3. military: violent assault on a stronghold
  4. -
storm
verb
  1. met een strijdmacht snel te voet een positie van de vijand trachten te overweldigen
  2. bijzonder sterk waaien
noun
  1. erg harde wind

Cross Translation:
FromToVia
storm storm; onweer; stormwind; donderbui orageperturbation atmosphérique, ordinairement de peu de durée, qui se manifester par un vent impétueux, de la pluie ou de la grêle, des éclairs et du tonnerre.
storm storm; stormwind tempête — Agitation de l’air

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van storm