Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aanstekelijkheid:
  2. aanstekelijk:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanstekelijkheid (Nederlands) in het Engels

aanstekelijkheid:

aanstekelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanstekelijkheid
    the contagiousness

Vertaal Matrix voor aanstekelijkheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contagiousness aanstekelijkheid besmettelijkheid

Verwante woorden van "aanstekelijkheid":


aanstekelijkheid vorm van aanstekelijk:

aanstekelijk bijvoeglijk naamwoord

  1. aanstekelijk (besmettelijk)
    contagious; infectious; catching; transmittable; infecting

Vertaal Matrix voor aanstekelijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infecting aansteken; besmetten; besmetting
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
catching aanstekelijk; besmettelijk infectueus
contagious aanstekelijk; besmettelijk infecterend; infectieus; infectueus
infectious aanstekelijk; besmettelijk infecterend; infectieus; infectueus
transmittable aanstekelijk; besmettelijk infectueus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infecting aanstekelijk; besmettelijk infectueus

Verwante woorden van "aanstekelijk":


Wiktionary: aanstekelijk

aanstekelijk
adverb
  1. gemakkelijk op anderen overgaand.
aanstekelijk
adjective
  1. spreading quickly between persons
  2. informal: memorable and invoking excitement or interest
  3. of a fashion, laughter, etc, easily passed on to others
  4. of a disease, easily transmitted to others
  5. instantly appealing and memorable