Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bevrijd (Nederlands) in het Engels

bevrijd:

bevrijd bijvoeglijk naamwoord

  1. bevrijd (verlost; gered)
    relieved; freed; released; saved; liberated; rescued

Vertaal Matrix voor bevrijd:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
liberated bevrijd; gered; verlost
relieved bevrijd; gered; verlost opgelucht
rescued bevrijd; gered; verlost
saved bevrijd; gered; verlost
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
freed bevrijd; gered; verlost
released bevrijd; gered; verlost verslapt; verzwakt; vrijgegeven

bevrijden:

bevrijden werkwoord (bevrijd, bevrijdt, bevrijdde, bevrijdden, bevrijd)

  1. bevrijden (in vrijheid stellen; vrijlaten; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten)
    to release; to liberate; to set free; to let go; to set at liberty
    • release werkwoord (releases, released, releasing)
    • liberate werkwoord (liberates, liberated, liberating)
    • set free werkwoord (sets free, set free, setting free)
    • let go werkwoord (lets go, let go, letting go)
    • set at liberty werkwoord (sets at liberty, set at liberty, setting at liberty)
  2. bevrijden (vrijmaken; emanciperen; vrijvechten; verlossen; banen)
    to disengage; to free; to clear
    • disengage werkwoord (disengages, disengaged, disengaging)
    • free werkwoord (frees, freed, freeing)
    • clear werkwoord (clears, cleared, clearing)

Conjugations for bevrijden:

o.t.t.
  1. bevrijd
  2. bevrijdt
  3. bevrijdt
  4. bevrijden
  5. bevrijden
  6. bevrijden
o.v.t.
  1. bevrijdde
  2. bevrijdde
  3. bevrijdde
  4. bevrijdden
  5. bevrijdden
  6. bevrijdden
v.t.t.
  1. heb bevrijd
  2. hebt bevrijd
  3. heeft bevrijd
  4. hebben bevrijd
  5. hebben bevrijd
  6. hebben bevrijd
v.v.t.
  1. had bevrijd
  2. had bevrijd
  3. had bevrijd
  4. hadden bevrijd
  5. hadden bevrijd
  6. hadden bevrijd
o.t.t.t.
  1. zal bevrijden
  2. zult bevrijden
  3. zal bevrijden
  4. zullen bevrijden
  5. zullen bevrijden
  6. zullen bevrijden
o.v.t.t.
  1. zou bevrijden
  2. zou bevrijden
  3. zou bevrijden
  4. zouden bevrijden
  5. zouden bevrijden
  6. zouden bevrijden
diversen
  1. bevrijd!
  2. bevrijdt!
  3. bevrijd
  4. bevrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bevrijden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bevrijden (loslaten)
    the releasing; the liberation; the liberating

Vertaal Matrix voor bevrijden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
free vrije
liberating bevrijden; loslaten
liberation bevrijden; loslaten amnestie; beschikbaarmaken; bevrijding; disponibel maken; kwijtschelding; loslating; ontzetting; redding; verlossing; vrijlating; vrijmaking; zaligheid
release amnestie; bevrijding; invrijheidstelling; kwijtschelding; loslating; losraken; ontzetting; redding; uitlaat; uitlaatpijp; verlossing; versie; vlampijp; vrijlating; vrijmaking; zaligheid
releasing bevrijden; loslaten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clear banen; bevrijden; emanciperen; verlossen; vrijmaken; vrijvechten afdekken; afruimen; dechargeren; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verrekenen; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; wissen; zuiveren
disengage banen; bevrijden; emanciperen; verlossen; vrijmaken; vrijvechten
free banen; bevrijden; emanciperen; verlossen; vrijmaken; vrijvechten van last bevrijden; verlossen
let go bevrijden; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; vrijlaten amnestie verlenen; invrijheidstellen; laten gaan; laten lopen; loslaten; niet vasthouden; vrijaf geven; vrijgeven; vrijlaten
liberate bevrijden; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; vrijlaten van last bevrijden; verlossen
release bevrijden; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; vrijlaten afhelpen; amnestie verlenen; bevrijden van; bevrijden van belegeraars; detacheren; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten opstijgen; loskomen; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; ontheffen; ontslaan; ontsnappen; ontzetten; op de markt brengen; openen; openstellen; oplaten; scheiden; toegankelijk maken; uitgeven; uitsturen; van last bevrijden; verlossen; verzenden; vrijgeven; vrijkomen; vrijlaten; wegsturen; wegzenden; zich bevrijden
set at liberty bevrijden; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; vrijlaten
set free bevrijden; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; vrijlaten bevrijden van belegeraars; detacheren; laten gaan; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; niet vasthouden; ontzetten; scheiden; verlossen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
free vrij
releasing afvloeiend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clear aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gereed; geëindigd; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; over; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uit; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
free beschikbaar; disponibel; gratis; in een handomdraai; in vrijheid; kosteloos; moeiteloos; pro deo; vacant; vanzelf; voor niets; vrij; zonder kosten; zonder moeite

Wiktionary: bevrijden

bevrijden
verb
  1. iemand of een bevolking van gevangenschap of onderdrukking verlossen
bevrijden
verb
  1. to free
  2. make free
  3. to free, disengage, loosen or untangle
  4. set free
  5. to release, rescue
  6. to clear one’s self
  7. to set free by force
  8. to save from any danger or violence
  9. to free, liberate from physical restraint
  10. release, free, give freedom to
  11. free or release from obstacles or hindrances

Cross Translation:
FromToVia
bevrijden release; free; liberate délivrerrendre libre de ce qui oppresser, de ce qui faire souffrir, de ce qui incommoder.
bevrijden release; set free; free; liberate libérer — Rendre libre une personne ou un objet qui détenir par une loi ou une personne.
bevrijden reform; repair; remedy; improve; enhance; upgrade; ameliorate; amend; release; free; liberate réformerrétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.