Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gespen:
  2. gesp:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gespen (Nederlands) in het Engels

gespen:

gespen werkwoord (gesp, gespt, gespte, gespten, gegespt)

  1. gespen
    to buckle
    • buckle werkwoord (buckles, buckled, buckling)

Conjugations for gespen:

o.t.t.
  1. gesp
  2. gespt
  3. gespt
  4. gespen
  5. gespen
  6. gespen
o.v.t.
  1. gespte
  2. gespte
  3. gespte
  4. gespten
  5. gespten
  6. gespten
v.t.t.
  1. heb gegespt
  2. hebt gegespt
  3. heeft gegespt
  4. hebben gegespt
  5. hebben gegespt
  6. hebben gegespt
v.v.t.
  1. had gegespt
  2. had gegespt
  3. had gegespt
  4. hadden gegespt
  5. hadden gegespt
  6. hadden gegespt
o.t.t.t.
  1. zal gespen
  2. zult gespen
  3. zal gespen
  4. zullen gespen
  5. zullen gespen
  6. zullen gespen
o.v.t.t.
  1. zou gespen
  2. zou gespen
  3. zou gespen
  4. zouden gespen
  5. zouden gespen
  6. zouden gespen
en verder
  1. is gegespt
  2. zijn gegespt
diversen
  1. gesp!
  2. gespt!
  3. gegespt
  4. gespend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gespen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buckle gesp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buckle gespen aangespen; dichtgespen; dichtsnoeren; ineenzakken; ineenzijgen; toegespen; vastgespen

Verwante woorden van "gespen":


gesp:

gesp [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de gesp
    the buckle
    • buckle [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gesp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buckle gesp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buckle aangespen; dichtgespen; dichtsnoeren; gespen; ineenzakken; ineenzijgen; toegespen; vastgespen

Verwante woorden van "gesp":


Wiktionary: gesp

gesp
noun
  1. (f)/(m)
gesp
noun
  1. fastener or holder
  2. belt clasp

Cross Translation:
FromToVia
gesp buckle boucle — anneau qui ferme une ceinture