Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. glittertje:
  2. glitter:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor glittertje (Nederlands) in het Engels

glittertje:

glittertje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het glittertje (paillet; lovertje)
    the paillette; the sequin; the spangle
    • paillette [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sequin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spangle [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor glittertje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paillette glittertje; lovertje; paillet
sequin glittertje; lovertje; paillet
spangle glittertje; lovertje; paillet

Verwante woorden van "glittertje":


glittertje vorm van glitter:

glitter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de glitter (klatergoud)
    the sham; the tinsel; the gilt
    • sham [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tinsel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gilt [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de glitter (fonkeling; sprankelen; fonkelen; schittering)
    the sparkling; the splendour; the sparkle; the glittering; the lustre; the luster; the splendor
    • sparkling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • splendour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • sparkle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • glittering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lustre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • luster [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • splendor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

Vertaal Matrix voor glitter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gilt glitter; klatergoud vergulding; verguldsel
glittering fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen blinken; flakkering; flikkering; geflikker; geglinster; schijn; schittering
luster fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen
lustre fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen
sham glitter; klatergoud draaier; excuus; façade; schijnvertoning; smoes; uiterlijke schijn; uitvlucht; veinzer; voorwending; voorwendsel
sparkle fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; glinstering; restjes; schijn; schittering; sprankjes; vonk
sparkling fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen flonkering; gesprankel; glans; luister; schitteren
splendor fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen glans; glorie; luister; praal; pracht; pronk
splendour fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen glans; glorie; luister; praal; pracht; pronk
tinsel glitter; klatergoud
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sham beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
sparkle flikkeren; flonkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; kralen; mousseren; opbruisen; parelen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; tintelen; twinkelen; vonken; vonken schieten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gilt verguld
sham bedriegelijk; gefingeerd; gelogen; nagemaakt; onecht; onwaar; vals
sparkling fonkelend; glinsterend; schitterend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glittering fonkelend; glinsterend; glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend

Verwante woorden van "glitter":