Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. knal:
  2. knallen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knal (Nederlands) in het Engels

knal:

knal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knal (smak; dreun; klap; kwak)
    the crash; the boom; the smack; the bump; the blast; the bang; the thud; the thump
    • crash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thump [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de knal (ontploffing; explosie; bam; plof)
    the explosion; the detonation; the pop; the boom; the bang; the crack
    • explosion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • detonation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de knal (toegebrachte klap; jens; klap; )
    the smack; the slap; the blow
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang bam; dreun; explosie; klap; knal; kwak; ontploffing; plof; smak haardracht; harde slag; klap; ontlading; plotselinge uitbarsting; pony
blast dreun; klap; knal; kwak; smak ontlading; plotselinge uitbarsting
blow dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap bluts; deuk; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; klap; klop; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
boom bam; dreun; explosie; klap; knal; kwak; ontploffing; plof; smak bloei; hausse; hoogconjunctuur; ontlading; plotselinge uitbarsting; rijzing; toename; vooruitgang; vordering
bump dreun; klap; knal; kwak; smak bobbel; bons; duw; duwtje; hobbel; hobbeling; kwetsuur; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; pof; por; stoot; stootje; zet
crack bam; explosie; knal; ontploffing; plof barst; breuk; coryfee; crack; geweldenaar; kei; kiertje; knak; knik; krak; kraken; scheur
crash dreun; klap; knal; kwak; smak aanrijding; aanvaring; afname; barst; beurskrach; botsing; breuk; collisie; crash; daling; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; krach; krak; minder worden; scheur; terugloop; val; vastloper
detonation bam; explosie; knal; ontploffing; plof
explosion bam; explosie; knal; ontploffing; plof emotionele uitval; explosie; ontlading; plotselinge uitbarsting; uitbarsten; uitbarsting; uitval
pop bam; explosie; knal; ontploffing; plof frisdrank
slap dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap handslag; harde slag; klap; klop; lel; mep; opstopper; pets; peut; stoot; tik; toegebrachte klap
smack dreun; jens; klap; knal; kwak; lel; mep; smak; tik; toegebrachte klap handslag; klap; klapzoen; klop; lel; mep; opstopper; pakkerd; peut; stoot; tik; toegebrachte klap
thud dreun; klap; knal; kwak; smak bons; pof
thump dreun; klap; knal; kwak; smak bons; pof
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; knallen; meppen; rammen; slaan; timmeren
blast bekritiseren
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
boom blaffen; bloeien; brullen; bulderen; daveren; knallen; schreeuwen; tot hoogconjunctuur komen
crack aan stukken springen; een krakend geluid maken; huizen kraken; klieven; kloven; knakken; knallen; knappen; kraken; losbreken; loskoppelen; openbreken; openrukken; opensperren; scheiden; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
crash aanrijden; botsen; crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rotten; stoten op; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten
pop knallen; pop-bewerking uitvoeren; puilen; uitpuilen
slap hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
smack een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; smakken; smakkend eten; timmeren
thump bonken; hameren; hengsten; rammen; slaan; stompen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang boem
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast laten exploderen; opblazen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast bliksems; verdraaid; verduiveld

Verwante woorden van "knal":


Wiktionary: knal

knal
noun
  1. loud sound
  2. An explosion
  3. A sudden percussive noise
  4. a heavy blow, punch

Cross Translation:
FromToVia
knal bang Knall — sehr kurzes, lautes Geräusch, wie von einer Detonation erzeugen
knal crack craquementbruit que faire certains corps craquer.

knallen:

knallen werkwoord (knal, knalt, knalde, knalden, geknald)

  1. knallen
    to bang; to crack; to pop; to boom
    • bang werkwoord (bangs, banged, banging)
    • crack werkwoord (cracks, cracked, cracking)
    • pop werkwoord (pops, popped, popping)
    • boom werkwoord (booms, boomed, booming)

Conjugations for knallen:

o.t.t.
  1. knal
  2. knalt
  3. knalt
  4. knallen
  5. knallen
  6. knallen
o.v.t.
  1. knalde
  2. knalde
  3. knalde
  4. knalden
  5. knalden
  6. knalden
v.t.t.
  1. heb geknald
  2. hebt geknald
  3. heeft geknald
  4. hebben geknald
  5. hebben geknald
  6. hebben geknald
v.v.t.
  1. had geknald
  2. had geknald
  3. had geknald
  4. hadden geknald
  5. hadden geknald
  6. hadden geknald
o.t.t.t.
  1. zal knallen
  2. zult knallen
  3. zal knallen
  4. zullen knallen
  5. zullen knallen
  6. zullen knallen
o.v.t.t.
  1. zou knallen
  2. zou knallen
  3. zou knallen
  4. zouden knallen
  5. zouden knallen
  6. zouden knallen
en verder
  1. ben geknald
  2. bent geknald
  3. is geknald
  4. zijn geknald
  5. zijn geknald
  6. zijn geknald
diversen
  1. knal!
  2. knalt!
  3. geknald
  4. knallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knallen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de knallen (klappen; smakken)
    the cracks
    • cracks [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang bam; dreun; explosie; haardracht; harde slag; klap; knal; kwak; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; pony; smak
boom bam; bloei; dreun; explosie; hausse; hoogconjunctuur; klap; knal; kwak; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; rijzing; smak; toename; vooruitgang; vordering
crack bam; barst; breuk; coryfee; crack; explosie; geweldenaar; kei; kiertje; knak; knal; knik; krak; kraken; ontploffing; plof; scheur
cracks klappen; knallen; smakken barsten; breuken; krakken; scheuren; sprongen
pop bam; explosie; frisdrank; knal; ontploffing; plof
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang knallen bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; timmeren
boom knallen blaffen; bloeien; brullen; bulderen; daveren; schreeuwen; tot hoogconjunctuur komen
crack knallen aan stukken springen; een krakend geluid maken; huizen kraken; klieven; kloven; knakken; knappen; kraken; losbreken; loskoppelen; openbreken; openrukken; opensperren; scheiden; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
pop knallen pop-bewerking uitvoeren; puilen; uitpuilen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang boem

Verwante woorden van "knallen":


Wiktionary: knallen

knallen
verb
  1. een hard geluid of knal geven

Cross Translation:
FromToVia
knallen creak; crackle; fall in love; crack; clatter craquer — Traductions à trier suivant le sens