Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. knielen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knielen (Nederlands) in het Engels

knielen:

knielen werkwoord (kniel, knielt, knielde, knielden, geknield)

  1. knielen (op de knieën gaan)
    to kneel; get down on one's knees

Conjugations for knielen:

o.t.t.
  1. kniel
  2. knielt
  3. knielt
  4. knielen
  5. knielen
  6. knielen
o.v.t.
  1. knielde
  2. knielde
  3. knielde
  4. knielden
  5. knielden
  6. knielden
v.t.t.
  1. heb geknield
  2. hebt geknield
  3. heeft geknield
  4. hebben geknield
  5. hebben geknield
  6. hebben geknield
v.v.t.
  1. had geknield
  2. had geknield
  3. had geknield
  4. hadden geknield
  5. hadden geknield
  6. hadden geknield
o.t.t.t.
  1. zal knielen
  2. zult knielen
  3. zal knielen
  4. zullen knielen
  5. zullen knielen
  6. zullen knielen
o.v.t.t.
  1. zou knielen
  2. zou knielen
  3. zou knielen
  4. zouden knielen
  5. zouden knielen
  6. zouden knielen
en verder
  1. ben geknield
  2. bent geknield
  3. is geknield
  4. zijn geknield
  5. zijn geknield
  6. zijn geknield
diversen
  1. kniel!
  2. knielt!
  3. geknield
  4. knielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knielen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
get down on one's knees knielen; op de knieën gaan
kneel knielen; op de knieën gaan

Wiktionary: knielen

knielen
verb
  1. op de knieën gaan
knielen
verb
  1. kneel such that forehead touches ground
  2. to stoop down and rest on the knee