Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. knielen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knielen (Nederlands) in het Spaans

knielen:

knielen werkwoord (kniel, knielt, knielde, knielden, geknield)

  1. knielen (op de knieën gaan)

Conjugations for knielen:

o.t.t.
  1. kniel
  2. knielt
  3. knielt
  4. knielen
  5. knielen
  6. knielen
o.v.t.
  1. knielde
  2. knielde
  3. knielde
  4. knielden
  5. knielden
  6. knielden
v.t.t.
  1. heb geknield
  2. hebt geknield
  3. heeft geknield
  4. hebben geknield
  5. hebben geknield
  6. hebben geknield
v.v.t.
  1. had geknield
  2. had geknield
  3. had geknield
  4. hadden geknield
  5. hadden geknield
  6. hadden geknield
o.t.t.t.
  1. zal knielen
  2. zult knielen
  3. zal knielen
  4. zullen knielen
  5. zullen knielen
  6. zullen knielen
o.v.t.t.
  1. zou knielen
  2. zou knielen
  3. zou knielen
  4. zouden knielen
  5. zouden knielen
  6. zouden knielen
en verder
  1. ben geknield
  2. bent geknield
  3. is geknield
  4. zijn geknield
  5. zijn geknield
  6. zijn geknield
diversen
  1. kniel!
  2. knielt!
  3. geknield
  4. knielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knielen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrodillarse knielen; op de knieën gaan
ponerse de rodillas knielen; op de knieën gaan

Wiktionary: knielen

knielen
verb
  1. op de knieën gaan

Cross Translation:
FromToVia
knielen arrodillarse kneel — to stoop down and rest on the knee
knielen postrarse; prosternarse kowtow — kneel such that forehead touches ground