Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doseren (Nederlands) in het Spaans

doseren:

doseren werkwoord (doseer, doseert, doseerde, doseerden, gedoseerd)

  1. doseren
    dosificar
  2. doseren (met mate nemen)

Conjugations for doseren:

o.t.t.
  1. doseer
  2. doseert
  3. doseert
  4. doseren
  5. doseren
  6. doseren
o.v.t.
  1. doseerde
  2. doseerde
  3. doseerde
  4. doseerden
  5. doseerden
  6. doseerden
v.t.t.
  1. heb gedoseerd
  2. hebt gedoseerd
  3. heeft gedoseerd
  4. hebben gedoseerd
  5. hebben gedoseerd
  6. hebben gedoseerd
v.v.t.
  1. had gedoseerd
  2. had gedoseerd
  3. had gedoseerd
  4. hadden gedoseerd
  5. hadden gedoseerd
  6. hadden gedoseerd
o.t.t.t.
  1. zal doseren
  2. zult doseren
  3. zal doseren
  4. zullen doseren
  5. zullen doseren
  6. zullen doseren
o.v.t.t.
  1. zou doseren
  2. zou doseren
  3. zou doseren
  4. zouden doseren
  5. zouden doseren
  6. zouden doseren
en verder
  1. is gedoseerd
  2. zijn gedoseerd
diversen
  1. doseer!
  2. doseert!
  3. gedoseerd
  4. doserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

doseren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. doseren
    el dosificar; la dosificación

Vertaal Matrix voor doseren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dosificación doseren dosering
dosificar doseren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dosificar doseren; met mate nemen
tomar con moderación doseren; met mate nemen

Verwante definities voor "doseren":

  1. een hoeveelheid afmeten en geven1
    • de apotheker doseerde het drankje1