Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. geconsolideerd:
  2. consolideren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geconsolideerd (Nederlands) in het Spaans

geconsolideerd:

geconsolideerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geconsolideerd
    consolidado

Vertaal Matrix voor geconsolideerd:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
consolidado rollup
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consolidado geconsolideerd waardevast

consolideren:

consolideren werkwoord (consolideer, consolideert, consolideerde, consolideerden, geconsolideerd)

  1. consolideren (verstevigen)

Conjugations for consolideren:

o.t.t.
  1. consolideer
  2. consolideert
  3. consolideert
  4. consolideren
  5. consolideren
  6. consolideren
o.v.t.
  1. consolideerde
  2. consolideerde
  3. consolideerde
  4. consolideerden
  5. consolideerden
  6. consolideerden
v.t.t.
  1. heb geconsolideerd
  2. hebt geconsolideerd
  3. heeft geconsolideerd
  4. hebben geconsolideerd
  5. hebben geconsolideerd
  6. hebben geconsolideerd
v.v.t.
  1. had geconsolideerd
  2. had geconsolideerd
  3. had geconsolideerd
  4. hadden geconsolideerd
  5. hadden geconsolideerd
  6. hadden geconsolideerd
o.t.t.t.
  1. zal consolideren
  2. zult consolideren
  3. zal consolideren
  4. zullen consolideren
  5. zullen consolideren
  6. zullen consolideren
o.v.t.t.
  1. zou consolideren
  2. zou consolideren
  3. zou consolideren
  4. zouden consolideren
  5. zouden consolideren
  6. zouden consolideren
diversen
  1. consolideer!
  2. consolideert!
  3. geconsolideerd
  4. consoliderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor consolideren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consolidar consolideren; verstevigen solidair maken; solidariseren
fortalecer consolideren; verstevigen harden; solidair maken; solidariseren; stalen; sterken; sterker maken; sterker worden; uitharden; versterken

Wiktionary: consolideren

consolideren
verb
  1. vast en duurzaam maken