Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gevestigd:
  2. vestigen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gevestigd (Nederlands) in het Spaans

gevestigd:

gevestigd bijvoeglijk naamwoord

  1. gevestigd (gezeten)
    establecido; domiciliado; asentado; con sede en
  2. gevestigd (woonachtig; zetelend)
    establecido; residente; domiciliado; asentado; con sede en
  3. gevestigd (gesetteld)
    establecido

Vertaal Matrix voor gevestigd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
residente bewoner; huisbewoner; ingezetene; inwoner
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asentado gevestigd; gezeten; woonachtig; zetelend competent; deskundig; ingetrokken; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
con sede en gevestigd; gezeten; woonachtig; zetelend gezeteld; ingetrokken
domiciliado gevestigd; gezeten; woonachtig; zetelend
establecido gesetteld; gevestigd; gezeten; woonachtig; zetelend bepaald; gedetermineerd; gefundeerd; gegrond; geschat; gesticht; ingetrokken; opgericht
residente gevestigd; woonachtig; zetelend gedomicilieerd

Wiktionary: gevestigd


Cross Translation:
FromToVia
gevestigd firme; resistente; sólido ferme — Qui a de la consistance, de la dureté.

vestigen:

vestigen werkwoord (vestig, vestigt, vestigde, vestigden, gevestigd)

  1. vestigen (settelen; koloniseren)
    establecer; colonizar; fundar

Conjugations for vestigen:

o.t.t.
  1. vestig
  2. vestigt
  3. vestigt
  4. vestigen
  5. vestigen
  6. vestigen
o.v.t.
  1. vestigde
  2. vestigde
  3. vestigde
  4. vestigden
  5. vestigden
  6. vestigden
v.t.t.
  1. ben gevestigd
  2. bent gevestigd
  3. is gevestigd
  4. zijn gevestigd
  5. zijn gevestigd
  6. zijn gevestigd
v.v.t.
  1. was gevestigd
  2. was gevestigd
  3. was gevestigd
  4. waren gevestigd
  5. waren gevestigd
  6. waren gevestigd
o.t.t.t.
  1. zal vestigen
  2. zult vestigen
  3. zal vestigen
  4. zullen vestigen
  5. zullen vestigen
  6. zullen vestigen
o.v.t.t.
  1. zou vestigen
  2. zou vestigen
  3. zou vestigen
  4. zouden vestigen
  5. zouden vestigen
  6. zouden vestigen
diversen
  1. vestig!
  2. vestigt!
  3. gevestigd
  4. vestigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vestigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colonizar koloniseren; settelen; vestigen
establecer koloniseren; settelen; vestigen aanstellen; arrangeren; benoemen; bepalen; bouwen; construeren; determineren; iets op touw zetten; initiëren; inrichten; installeren; instellen; invoeren; op gang brengen; oprichten; optrekken; overeindzetten; plaats toekennen; plaatsen; regelen; stichten; vaststellen
fundar koloniseren; settelen; vestigen aarden; arrangeren; begronden; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; initiëren; instellen; invoeren; onderbouwen; onderheien; op gang brengen; oprichten; regelen; stichten

Verwante definities voor "vestigen":

  1. een praktijk beginnen1
    • hij heeft zich als arts gevestigd1
  2. een vaste plaats geven of krijgen1
    • hij heeft zijn bedrijf in het noorden gevestigd1
  3. erop richten1
    • alle ogen waren op mij gevestigd1

Wiktionary: vestigen

vestigen
verb
  1. stichten
  2. richten
  3. er gaan wonen

Cross Translation:
FromToVia
vestigen atrincherar entrench — establish financial position
vestigen establecer; fundar etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
vestigen fundar; instituir; motivar fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.

Verwante vertalingen van gevestigd