Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. inaugureren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inaugureren (Nederlands) in het Spaans

inaugureren:

inaugureren werkwoord (inaugureer, inaugureert, inaugureerde, inaugureerden, geïnaugureerd)

  1. inaugureren (plechtig bevestigen; inwijden; inhuldigen)
    estrenar; inaugurar; instalar

Conjugations for inaugureren:

o.t.t.
  1. inaugureer
  2. inaugureert
  3. inaugureert
  4. inaugureeren
  5. inaugureeren
  6. inaugureeren
o.v.t.
  1. inaugureerde
  2. inaugureerde
  3. inaugureerde
  4. inaugureerden
  5. inaugureerden
  6. inaugureerden
v.t.t.
  1. ben geïnaugureerd
  2. bent geïnaugureerd
  3. is geïnaugureerd
  4. zijn geïnaugureerd
  5. zijn geïnaugureerd
  6. zijn geïnaugureerd
v.v.t.
  1. was geïnaugureerd
  2. was geïnaugureerd
  3. was geïnaugureerd
  4. waren geïnaugureerd
  5. waren geïnaugureerd
  6. waren geïnaugureerd
o.t.t.t.
  1. zal inaugureren
  2. zult inaugureren
  3. zal inaugureren
  4. zullen inaugureren
  5. zullen inaugureren
  6. zullen inaugureren
o.v.t.t.
  1. zou inaugureren
  2. zou inaugureren
  3. zou inaugureren
  4. zouden inaugureren
  5. zouden inaugureren
  6. zouden inaugureren
diversen
  1. inaugureer!
  2. inaugureert!
  3. geïnaugureerd
  4. inaugurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inaugureren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estrenar inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen
inaugurar inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen aankaarten; aanknopen; aansnijden; beginnen; entameren; gesprek aanknopen; heiligen; inleiden; inluiden; inwijden; inzegenen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; wijden; zegenen
instalar inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen aanbinden; aanknopen; aanstellen; afstemmen; beginnen; benoemen; initiëren; inrichten; installeren; instellen; op gang brengen; plaatsen; posten; posteren; stationeren