Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. klateren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klateren (Nederlands) in het Spaans

klateren:

klateren werkwoord (klater, klatert, klaterde, klaterden, geklaterd)

  1. klateren
    murmurar; gorgotear

Conjugations for klateren:

o.t.t.
  1. klater
  2. klatert
  3. klatert
  4. klateren
  5. klateren
  6. klateren
o.v.t.
  1. klaterde
  2. klaterde
  3. klaterde
  4. klaterden
  5. klaterden
  6. klaterden
v.t.t.
  1. heb geklaterd
  2. hebt geklaterd
  3. heeft geklaterd
  4. hebben geklaterd
  5. hebben geklaterd
  6. hebben geklaterd
v.v.t.
  1. had geklaterd
  2. had geklaterd
  3. had geklaterd
  4. hadden geklaterd
  5. hadden geklaterd
  6. hadden geklaterd
o.t.t.t.
  1. zal klateren
  2. zult klateren
  3. zal klateren
  4. zullen klateren
  5. zullen klateren
  6. zullen klateren
o.v.t.t.
  1. zou klateren
  2. zou klateren
  3. zou klateren
  4. zouden klateren
  5. zouden klateren
  6. zouden klateren
diversen
  1. klater!
  2. klatert!
  3. geklaterd
  4. klaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klateren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gorgotear klateren
murmurar klateren kabbelen; knorren; knorrend geluid maken; mompelen; prevelen; ruisen; suizelen; suizen; zacht ruisen