Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. koeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor koeren (Nederlands) in het Spaans

koeren:

koeren werkwoord (koer, koert, koerde, koerden, gekoerd)

  1. koeren (kirren)

Conjugations for koeren:

o.t.t.
  1. koer
  2. koert
  3. koert
  4. koeren
  5. koeren
  6. koeren
o.v.t.
  1. koerde
  2. koerde
  3. koerde
  4. koerden
  5. koerden
  6. koerden
v.t.t.
  1. heb gekoerd
  2. hebt gekoerd
  3. heeft gekoerd
  4. hebben gekoerd
  5. hebben gekoerd
  6. hebben gekoerd
v.v.t.
  1. had gekoerd
  2. had gekoerd
  3. had gekoerd
  4. hadden gekoerd
  5. hadden gekoerd
  6. hadden gekoerd
o.t.t.t.
  1. zal koeren
  2. zult koeren
  3. zal koeren
  4. zullen koeren
  5. zullen koeren
  6. zullen koeren
o.v.t.t.
  1. zou koeren
  2. zou koeren
  3. zou koeren
  4. zouden koeren
  5. zouden koeren
  6. zouden koeren
diversen
  1. koer!
  2. koert!
  3. gekoerd
  4. koerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor koeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrullar kirren; koeren
hacer gorgoritos kirren; koeren
zurear kirren; koeren

Wiktionary: koeren


Cross Translation:
FromToVia
koeren arrullo coo — murmuring sound made by a dove or pigeon
koeren arrullar coo — make a soft murmuring sound, as a pigeon
koeren arrullar roucouler — Faire entendre, parler des pigeons et des tourterelles, un murmure tendre, doux et monotone.