Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kruit:
  2. kruien:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kruit (Nederlands) in het Spaans

kruit:

kruit [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kruit (poeder)
    el polvo; el polvos; la pólvora
    • polvo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • polvos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pólvora [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kruit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
polvo kruit; poeder stof; stofdeeltjes
polvos kruit; poeder
pólvora kruit; poeder buskruit; knalkruit; knalpoeder

Wiktionary: kruit


Cross Translation:
FromToVia
kruit pólvora poudre à canonmélange explosif composé de salpêtre, de soufre et de charbon de bois.

kruit vorm van kruien:

kruien werkwoord (krui, kruit, kruide, kruiden, gekruid)

  1. kruien (karren)

Conjugations for kruien:

o.t.t.
  1. krui
  2. kruit
  3. kruit
  4. kruien
  5. kruien
  6. kruien
o.v.t.
  1. kruide
  2. kruide
  3. kruide
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruien
  2. zult kruien
  3. zal kruien
  4. zullen kruien
  5. zullen kruien
  6. zullen kruien
o.v.t.t.
  1. zou kruien
  2. zou kruien
  3. zou kruien
  4. zouden kruien
  5. zouden kruien
  6. zouden kruien
diversen
  1. krui!
  2. kruit!
  3. gekruid
  4. kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kruien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
transportar en carretilla karren; kruien