Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kwakkelen:
  2. kwakkel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwakkelen (Nederlands) in het Spaans

kwakkelen:

kwakkelen werkwoord (kwakkel, kwakkelt, kwakkelde, kwakkelden, gekwakkeld)

  1. kwakkelen (sukkelen)

Conjugations for kwakkelen:

o.t.t.
  1. kwakkel
  2. kwakkelt
  3. kwakkelt
  4. kwakkelen
  5. kwakkelen
  6. kwakkelen
o.v.t.
  1. kwakkelde
  2. kwakkelde
  3. kwakkelde
  4. kwakkelden
  5. kwakkelden
  6. kwakkelden
v.t.t.
  1. heb gekwakkeld
  2. hebt gekwakkeld
  3. heeft gekwakkeld
  4. hebben gekwakkeld
  5. hebben gekwakkeld
  6. hebben gekwakkeld
v.v.t.
  1. had gekwakkeld
  2. had gekwakkeld
  3. had gekwakkeld
  4. hadden gekwakkeld
  5. hadden gekwakkeld
  6. hadden gekwakkeld
o.t.t.t.
  1. zal kwakkelen
  2. zult kwakkelen
  3. zal kwakkelen
  4. zullen kwakkelen
  5. zullen kwakkelen
  6. zullen kwakkelen
o.v.t.t.
  1. zou kwakkelen
  2. zou kwakkelen
  3. zou kwakkelen
  4. zouden kwakkelen
  5. zouden kwakkelen
  6. zouden kwakkelen
diversen
  1. kwakkel!
  2. kwakkelt!
  3. gekwakkeld
  4. kwakkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kwakkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estar enfermizo kwakkelen; sukkelen
ser enfermizo kwakkelen; sukkelen

Verwante woorden van "kwakkelen":


kwakkelen vorm van kwakkel:

kwakkel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kwakkel (kwartel)
    la codorniz

Vertaal Matrix voor kwakkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
codorniz kwakkel; kwartel

Verwante woorden van "kwakkel":


Wiktionary: kwakkel


Cross Translation:
FromToVia
kwakkel codorniz quail — any of several small game birds